Koopzondag

Cultureel ommetje gemaakt.

KONICA MINOLTA DIGITAL CAMERA

Tussen beide Markten traden The Slampampers op met een hoop ongein (“obscure Rhythm & Blues, absurde slapstick, hysterische solo’s en obscene teksten”).

KONICA MINOLTA DIGITAL CAMERA

Op de Beurs van Kleine Uitgevers in de OB vond ik niet vreselijk veel van mijn gading. Opmerkelijk was dat het oeuvre van Trotski nog steeds wordt gedrukt. Bij de stand van De Kleine Uil kocht ik De 100 mooiste Groningse gedichten en de Drentse pendant. Vervolgens bleek dat voor de drie boeken samen 50 euro rekenden, dus nam ik de Friese bloemlezing er maar bij.

KONICA MINOLTA DIGITAL CAMERA

In de OB stonden ook wat door Herman Brood opgeschilderde objecten, zoals deze Smart:

KONICA MINOLTA DIGITAL CAMERA

Thuis sla ik de Groningse gedichten op. Het eerste dat ik zie is ‘Nijstroade aachte’, daterend uit de Oosterpoorter periode van Henk Scholte:

’t Regent
’t Wotter miggelt over dak noar geude
k Zit op mien zolderkoamer noar
geluden te luustern van boeten.
Heurst gain meziek.
Ik kiek deur mien roam,
ik zai ol iezerjeude zien rommel liggen.
Ast regent din is der niks te zain as dat.


Buurtsuper investeert noodgedwongen

KONICA MINOLTA DIGITAL CAMERA

Aan de Meeuwerderweg was er een feestje met gratis broodjes braadworst en porties bami met sateh. De reden: onze buurtsuper is verbouwd. Ze kreeg een nieuwe entree en men heeft wat ruimte bij de winkel getrokken, wat vooral ten goede kwam aan bredere paden. Voortaan minder botsingen, filevorming en vertraging onderweg! Aan de paden staan nu stellingen anno 2006. En de vloeren zijn eindelijk ook eens grondig schoongemaakt.

De zaak was slechts drie dagen dicht. Daarvoor voltrok zich ruim een week lang een logistiek nogal ingewikkelde herinrichting tijdens openingsuren. Spullen stonden plotseling op totaal andere plekken dan anders, en klanten liepen er gedesoriënteerd naar te zoeken. Tegelijkertijd zagen die klanten dat het er beter en mooier op werd. Daarom hoorde het overvloedig aanwezige personeel, naast veel vragen naar de onbekende weg, voortdurend complimentjes, wat een verademing geweest moet zijn na het traditionele gemopper.

Super de Boer kon ook weinig anders doen dan investeren, want de ietwat goedkopere Jumbo bij het Euroborgstadion lokt aardig wat klanten weg: vooral mensen met tijd, zoals studenten. Vermoedelijk vertraagt de verbouwing dit weglekeffect.


Eerlijk?

KONICA MINOLTA DIGITAL CAMERA

Vandaag lag er onverwacht een nieuwe buurtkrant in de bus, de Oosterpoorter Extra. Maar is het er eigenlijk wel eerlijk aan toegegaan?

Voor de zomer is er tussen partijen een afspraak gemaakt: zowel Copy Systems (de copyprinter van ZO Extra/De Neutrale), als De Marge (sinds vijftien jaar de drukker van de Oosterpoorter) zou een offerte indienen voor de nieuwe fusiekrant. Bij het Buurtoverleg Oosterpoort van vorige week maandag lag er wèl een offerte van De Marge, maar niet van Copy Systems.

Daarom zouden er opnieuw offertes worden aangevraagd, op basis van gelijkluidende specificaties. Drukkerij De Marge heeft zo’n verzoek intussen niet mogen bereiken. Nu komt dan de aap uit de mouw en blijkt deze zogenaamde Oosterpoorter Extra “gedrukt” te zijn bij Copy Systems.

Niet alleen is het Buurtoverleg Oosterpoort, de erkende buurtorganisatie en uitgever van de wijkkrant, daarmee andermaal voor een voldongen feit gesteld en geschoffeerd, ook valt te vrezen dat de adverteerders op termijn veel duurder uit zullen zijn.

NB: Met het gunnen van de drukorder voor onze wijkkrant was ongeveer 13.000 euro op jaarbasis gemoeid en dus gaat het om een beslissing die niet op zo’n uiterst lichtvaardige wijze mag worden genomen. Ik hoop daarom dat zoveel mogelijk buurtgenoten het volgende Buurtoverleg (op maandagavond 30 oktober in het Wijkpand, Mauritsstraat 1) zullen bijwonen voor een EERLIJKE BESLISSING in deze kwestie!!!


Apotheek Tonella (III)

Het laatste siertegeltableau van Apotheek Tonella werd van de week blootgelegd. Het is een drieluik met daarop het Pantheon van de geneeskunde anno 1890:

KONICA MINOLTA DIGITAL CAMERA

Op het middenpaneel een man met een baard: Aesculapius, de Griekse god van de geneeskunde. Zijn beeltenis wordt op dat middenstuk geflankeerd door banieren met de namen van Galenus (links) en Hippocrates (rechts), beide artsen uit de klassieke oudheid. Op het linkerpaneel staan banieren met de namen van de Franse scheikundige Lavoisier en de Oud-Griekse famacoloog en botanist Dioscorides, terwijl op het rechterpaneel de Duitse renaissance-arts Paracelsus en de Spaanse toxicoloog Orfila die eer toebedeeld krijgen.

Overigens werd vanmiddag het pand geopend. De eerste bewoners kunnen er in.

Eerder hier:

De wedergeboorte van Apotheek Tonella

Apotheek Tonella van binnen


Oosterpoorter verkwanseld

Even een update over de buurtkranten. Want gister kreeg ik eindelijk de bevestiging van wat ik al langer vermoedde, namelijk dat De Oosterpoorter verkwanseld wordt.

Voor de zomervakantie is de afspraak gemaakt dat er zowel bij ‘meneer‘ als bij de huidige drukker van de wijkkrant offertes zouden worden gevraagd. Een voorstel dat ik zelf bij enkele kopstukken van de middenstand heb ingestoken om uit de onmogelijke situatie te raken dat hier in de wijk twee buurtkranten verschijnen, die elkaar om de advertenties concurrentie aandoen. Als de huidige drukker, die zijn werk vijftien jaar lang naar volle tevredenheid deed, het zou winnen, zou ik aan de krant blijven meewerken met nieuws, foto’s, en historische stukken. Als ‘meneer’ daarentegen aan het langste eind zou trekken, zou ik mijn medewerking staken. Ik ga immers geen vrijwillligerswerk doen, waar iemand die ik absoluut niet vertrouw, geld aan verdient.

Begin augustus kreeg ik van mijn opvolger te horen dat ik er niet op hoefde te rekenen dat huidige drukker van de wijkkrant zou continueren. Let wel: op dat moment waren de offertes nog niet eens aangevraagd!!!

Naderhand vernam ik in de buurt dat de advertentiewerving en de financiële zaken al geregeld waren, en wel op zo’n manier dat ‘meneer’ in een favorabele positie gebracht was. Bovendien zou het plan bestaan om de titel De Oosterpoorter op te geven. Wat mijns insziens niet in het belang van het blad is en evenmin van de buurt, al zou ik er voor mezelf beslist niet rouwig om wezen.

Officieel echter, kreeg ik sinds begin augustus helemaal niets te horen. Aan de morele verplichting om mij op de hoogte te houden had men lak, kennelijk omdat men de zaakjes liever in alle beslotenheid wilde bedisselen.

Uiteraard stelt deze politiek van voldongen feiten me zwaar teleur en ik beraad me nog op de stappen die ik richting Buurtoverleg zal nemen.


Apotheek Tonella van binnen

Naar aanleiding van het fotologje over de restauratie van apotheek Tonella, kreeg ik een uitnodiging van Leo Prinssen, de projectleider van De Huismeesters, om het monumentale pand ook eens van binnen te komen bekijken. Vanochtend was onze afspraak.

Ook in het interieur zitten weer allerlei details die aan de vroegere functie herinneren. Zoals het plafond in de vroegere apotheek, dat opgebouwd is uit de plantaardige vormen van ui, distel en hulst:

KONICA MINOLTA DIGITAL CAMERA

De nisjes met daarachter stukken van de oorspronkelijke proto-Jugendstil wandschilderingen, aangelegd door de vorige gebruiker van het pand, heeft De Huismeesters gelukkig gehandhaafd. In deze mooiste benedenkamer logeren straks de gastdocenten van het Groninger conservatorium.

In de hal die de apotheek met de achterliggende woning verbond, is eveneens wat groots verricht. Er lag een uiterst vasthoudende vloerbedekking met asbesthoudende onderlaag, waarvan de verwijdering noopte tot speciale maatregelen. Maar het was de moeite waard. Er kwam een granieten vloer tevoorschijn met een pseudo-Byzantijns mozaiek:

KONICA MINOLTA DIGITAL CAMERA

In dezelfde hal wandtegels uit de bouwtijd van het pand, met aan de bovenkant een sierstrook vol bloemmotieven:

KONICA MINOLTA DIGITAL CAMERA

Tot slot nog wat authentiek hang- en sluitwerk in de kamer-en-suite van de apothekersfamilie:

KONICA MINOLTA DIGITAL CAMERA


Her schootsveld na de aftocht van Bommen Berend

Geplaatst op 28 augustus 2006

Groningen Constant, ’t behoud van het land. Toen op zaterdag de 28-ste augustus 1672 hier ontdekt werd dat de troepen van Münster en Keulen met stille trom hun stellingen tussen de Hereweg en de Meeuwerd hadden ontruimd, stroomden ’s middags de stadjers hun behouden veste uit om de aanvalslinies van de vijand eens te bezien. Volgens dominee Eldercampius van Lutjegast, die erbij was, zag men “overal verlaten batterijen, loopgravens, onderaardse galderijen ende mijnen”. Hier en daar lagen in de zompige modder, temidden van de rijsbossen, pionierschoppen, houwelen, musket- en kanonskogels nog soldatenlijken ook, waaronder twaalf die “naakt uitgeschud” waren bij een Keulse stelling even ten oosten van de Oosterweg.

Was een kwart van de stad min of meer in puin geschoten, de verdedigers lieten zich niet onbetuigd. Ze beschikten over nagenoeg dezelfde projectielen als Bommen Berend – stinkpotten en brandbommen, schroot en vlinten, naast de gebruikelijke munitie – en hun beste geschut reikte tot de grens met Helpman. Het vuur vanuit de stad was zelfs moorddadiger geweest dan dat van Bommen Berend, want terwijl er in de stad een kleine honderd doden vielen, vooral burgers, zouden er onder de Münstersen, de Keulers en hun Franse adviseurs enige duizenden gesneuveld zijn.

Het gebied dat nu begrensd wordt door de Hereweg en de Meeuwerderweg en dat toen de achilleshiel van de stad vormde, omdat een uitloper van de Hondsrug zich nu eenmaal niet onder water liet zetten, was één omgeploegde, pokdalige woestenij. Al bij de aantocht van de bisschoppen had men hier de huizen en andere opstallen verbrand en neergehaald, de bomen, struiken en heggen gekapt en de sloten en wallen tussen wegen, hoven en tuinen geslecht, om “den viandt van verschuyl en nestelen alle gelegentheydt af te snijden”.

Hoe kwam er op dit schootsveld weer cultuur. Hoe raakte deze verschroeide aarde weer bewoond?

Voor het beleg kenmerkte het aangegeven gebied zich qua bebouwing door hoven (omheinde siertuinen met onbewoonde zomerhuisjes), een stuk of wat herbergen, en – vooral ten zuiden van de huidige Sophiastraat en Warmoesstraat – moeskerijen (tuinbouwbedrijfjes, waarop ook vee gehouden werd). Na het beleg zou de bevolking, die voornamelijk uit moeskers bestond, er terugkeren. Volgens Gerard Offerman gebeurde dat pas na 1700. Die voorstelling van zaken staat hier te bezien.

Laat me het inzaaien, het verhuren en het bewonen van de grond even scheiden. Tijdens het beleg, als het schieten een poosje ophield, zag men vijandelijke soldaten wortels en kruiden zoeken in wat er van de moestuinen over was. De mensen in de stad kregen uiteraard geen producten meer van deze grond. Zo zegt de rekening van het Anthoniegasthuis over 1672:

“Alsoo de Moestuinen buiten Ooster en Heerpoorte zijn verdestineert is int Gasthuis geen moes gespijsiget”.

Onmiddellijk na het ontzet nam het stadsbestuur een ‘secrete resolutie’ aan, waarbij het onder andere de agrarische bebouwing aan een vergunning bond. Eind januari 1673 verkregen de gezamenlijke moeskers, “gewoond hebbende de Heere en de Oosterpoort” reeds de toestemming om weer groente te telen, zij het dat een commissie uit het stadsbestuur nog wel even op zoek ging naar een betere plaats voor hun tuinen. In afwachting van dat onderzoek werd sommige grond buiten de Oosterpoort opnieuw bebouwd, andere niet. Zo stond er in 1673 weer groente op het menu van het Anthoniegasthuis; kennelijk kwam hier de aanvoer vanuit het zuiden weer op gang. De moeskerstuin van het Burgerweeshuis daarentegen, de zesde aan de westkant van de Oosterweg, lag dat jaar nog braak:

“De voorgeschr[even] Tuinlanden door den Vijandt geruïneert zijnde, hebben in ’t jaar 1673 voor vogelweide gelegen, alsoo van niemandt gebruickt zijn…”

Een alternatieve plek voor de moeskerstuinen buiten de Ooster- en de Herepoort was er domweg niet en het is dan ook geen wonder dat we niets meer van het onderzoek vernemen. Schold het stadbestuur de grondpachten voor tuinen die in eigendom waren van de gast- en weeshuizen over 1672 en 1673 nog kwijt, vanaf 1674 konden deze filantropische instellingen weer geld van hun huurders beuren. Ging het hierbij vooral om tuinen tussen de Here- en de Oosterweg, begin dat jaar kreeg ook de particuliere verhuurder van de acht eerste moeskerijen ten oosten van de Oosterweg, luitenant Popko Everards de Embda, vergunning om zijn tuinlanden weer te verpachten, zij het “bij provisie” (voorlopig) en “op sijn pericul” (op eigen risico). Net zomin als elders mochten er huizen op zijn grond worden gebouwd, “noch bomen en hegen gepotet” en zou “de wijke” (een geplande extra verdedigingslinie) door deze tuinen komen, dan moest De Embda zich vooral niet komen beklagen op het stadhuis.

Tegelijkertijd met hun toestemming aan de militair namen Burgemeesteren en Raad het besluit om de tuinen te laten opmeten door een landmeter, die de rooilijnen ook in kaart zou brengen. Dit werk – de kaart ging helaas verloren – voerde hij in het voorjaar van 1674 uit, na overleg met Gedeputeerde Staten van Stad en Lande, de instantie die in zaken van defensie het laatste woord had. Bij de onderhandelingen over de pachten van de tuinen die in bezit van filantropische instellingen waren, kregen de desbetreffende moeskers dat jaar een kwart tot een halve stuiver de roe huurvermindering, “om dat gegraven gront waer”. In plaats van 1,75 stuiver de roe betaalden de meesten voorlopig 1,5 stuiver de roe; zuidwaarts kon de korting nog wat oplopen, wellicht omdat de schade die de moeskers daar moesten herstellen wat groter was.

Vanaf 1674 waren dus alle tuinlanden weer verhuurd en wel in gebruik. Maar het agrarisch benutten van de grond hoefde natuurlijk nog niet te betekenen dat die grond ook bewoond werd. Wat dat aangaat is de hierboven al genoemde ‘secrete resolutie’ die het stadsbestuur vier dagen na het ontzet nam, op zich duidelijk genoeg. Burgemeesteren en Raad voorzagen dat deze of gene bij het voortduren van de prille vrede zou verzoeken om herbouw van zijn woning, hetgeen bij een volgend beleg dan opnieuw tot afbraak en schade zou leiden. Daarom mocht er in dit gebied niet getimmerd worden, als op vergunning van het stadsbestuur. Het stond de moeskers “tot bewaeringe haerer vruchten ende schuil bij quaedt weder” vrij “een clein huttien van houdt” te maken, maar hun “principale woningen ende koemelckers gebruick” dienden zij binnen de wallen van de stad te hebben en te houden.

Nu dwong een geheim besluit zonder verdere ruchtbaarheid geen naleving af. Hernieuwde vestiging van moeskers buiten de poorten zal voorlopig zonder ophef zijn verhinderd, maar kan op termijn even geruisloos weer op gang gekomen zijn. Met de toestemming om hun tuinland weer te bebouwen, begin 1673, kregen de groentetelers vergunning om “tenten” op dat land te zetten. Die ‘tenten’ waren net als voornoemde hutjes van hout, en de moeskers konden er hun gereedschap in kwijt, hun koeien in stallen en hun oogst in schoonmaken. Het ligt voor de hand dat de moeskers er, om hun spullen tegen dieven te beschermen, tijdens het seizoen regelmatig de nacht hebben doorgebracht.

Op de eerste moeskerstuin aan de westkant van de Oosterweg, die van het Anthoniegasthuis, stond in 1685 alweer een bewoond huisje, al bracht dat nog geen 65 gulden op. Van deze verkoop is geen acte opgemaakt; het bedrag was niet de moeite van een gang naar een zegelaar waard. Kijken we naar de schaarse wèl aanwezige koopacten, dan zien we dat er uit de jaren 1666-1668 een drietal stamt van buiten de Oosterpoort gelegen moeskerijen, met een gemiddelde prijs van 820 gulden, terwijl er daarna pas weer zulke stukken opduiken in het eerste decennium van de achttiende eeuw, eveneens een drietal, met een gemiddelde prijs van 354 gulden. Afgaande op deze acten lijkt Offerman inderdaad gelijk te hebben met zijn stelling dat de herbevolking pas in de achttiende eeuw op gang kwam.

Echter, tien jaar na het beleg, anno 1682, speelde er een kwestie die beter dan de ietwat elitaire koopacten licht werpt op de herbebouwing en herbevolking. De stadsfiscaal (aanklager) eiste dat jaar een boete van 150 gulden tegen degenen die de inning van de bieraccijns van de stad pachtten, omdat ze het op een accoordje hadden gegooid met Harmen Arends, de tapper van herberg de Cuba buiten de Oosterpoort. Deze Arends hoefde van de bierpachters slechts accijns te betalen over één halve ton bier, terwijl hij er twee ingeslagen had. De bierpachters gaven hun overtreding volmondig toe, maar verzochten de magistraat om clementie,

“ontkennende dat sij sulcks aen Harmen Arends als weerdt hadden gep[er]mitteert, maer dat de gesamentlijcke naebuiren buiten d’Oosterpoorte, sijnde moesschers en lieden van geringe conditie, t’selve van hem hadden versocht, om in dier voegen sich ten huyse van Harmen Arendts wat te vermaecken, en enig bier te mogen verteren, sijnde andersints in derselver woningen geen bequame gelegentheijt”.

Dat er al wel weer een bevolking buiten de Oosterpoort was, stond bij deze kwestie buiten kijf, evenals de aanwezigheid van woningen. De moeskers en kleine luiden beschikten echter over geen enkele ruimte die groot genoeg was om hun ‘nabertering’ in te houden. Een dergelijk buurtfeest had ook plaats kunnen vinden in een achterhuis of schuur, maar die waren er blijkbaar nog niet, zoals dat in de achttiende eeuw wel het geval zou zijn, en daarom zochten de nabers hun toevlucht tot herberg de Cuba. De buiten de Oosterpoort aanwezige woningen zagen er, kortom, nog zeer primitief uit. Waarschijnlijk ging het om niet veel meer dan de tien jaar eerder toegestane houten hutten of tenten, die men in weerwil van het toen genomen geheime besluit bewoonde, zonder dat daar woorden aan vuil zijn gemaakt.

Over herbergen gesproken, zowel de Brandenburg als de Cuba keerde terug na het beleg van 1672. Van de Emmaus en de Hulzebosch, twee andere uitspanningen die zich voor het beleg in het gebied buiten de Oosterpoort bevonden, hoort men niet meer. Ook voor de herbergen geldt dat de herbouw aarzelend op gang kwam en verre van compleet was.

Tot slot nog een bron die beter dan de genoemde laat zien in welk tempo de buiten-Oosterpoorter herbevolking na het Gronings Ontzet haar beslag kreeg: de doopregisters van de Gereformeerde, later Hervormd genoemde gemeente, de geloofsgemeenschap die het gros van de ingezetenen omvatte. Deze registers geven ook de adressen van de kinderen, die, anders dan tegenwoordig, bijna allemaal werden gedoopt, als ze tenminste de eerste weken overleefden. Welnu, in de kwarteeuw voor 1665 neemt het jaarlijkse aantal gereformeerde dopelingen van buiten de Oosterpoort toe van gemiddeld 5 tot een 8 à  9 per jaar, met een piek van 11 in 1663. Na de eerste inval van Bommen Berend (1665) daalt dit aantal reeds fors, tot gemiddeld 3 in de jaren 1665-1671. In de jaren 1672, 1673 en 1674 is er zelfs geen enkel van buiten de Oosterpoort afkomstig kind dat in de Martini-, A-, of Noorderkerk met doopwater besprenkeld wordt. Nadien, in de tweede helft van de jaren 1670, dopen de gereformeerde predikanten gemiddeld slechts 1 buiten-Oosterpoortertje per jaar, maar in de eerste helft van de jaren 1680 blijken dat er al weer 4.

Getuige ook de boven aangehaalde bierpachterskwestie moet in die laatste periode de herbevolking op gang gekomen zijn. Het getal dopelingen van buiten de Oosterpoort, hoewel trendmatig toenemend, blijft echter nog tot diep in de achttiende eeuw achter bij de vruchtbare periode onmiddellijk voor de eerste Münsterse inval. Pas in 1724 wordt het dopelingenrecord van 1663 gebroken en pas na 1755 overtreffen de vijfjaarlijkse gemiddelden die van de eerste helft der jaren 1660.

De conclusie luidt dat het gebied buiten de Oosterpoort, in tegenstelling tot wat Gerard Offerman meent, niet pas in de achttiende eeuw, maar enige jaren na het Gronings ontzet al weer bevolkt raakte. De bewoners huisden voorlopig in uiterst schamele hutten of tenten van hout. Anders dan de secrete resolutie van vlak na het Ontzet wilde, kwam er aan de hervestiging geen vergunning te pas. Ze geschiedde sluipenderwijs. Het stadsbestuur kon niet voorkomen dat de moeskers voor de bescherming van hun bezit eerst zelf in hun primitieve onderkomens gingen slapen, om er vervolgens gezelschap te krijgen van hun families.


Eenmansblad herleeft als weblog

0d8257ebf0

Mijn buurtgenoot Karel Hageman benut deze zomervakantie, om een selectie van stukken uit zijn legendarische mini-periodiek Onan’s Lemming op het web te zetten. Als hij het archief er netjes op heeft staan, komen er weer regelmatig nieuwe afleveringen bij, maar dan dus digitale in plaats van papieren.

Van 1987 tot 1991 verscheen zo’n beetje om de veertien dagen het één A-viertje omvattende tijdschrift van Karel, dat 140 abonnees had. In die dagen was er een kleine hausse aan papieren mini-media en Karels’ uitgave trok de aandacht van kranten als het Nieuwsblad van het Noorden en Trouw.

In het omvangrijke Nieuwsblad-interview (1989), ook op de nieuwe site, verklaarde de auteur, uitgever en drukker dat hij vooral schreef om zijn gedachten te ordenen. Als leraar economie bespeurde hij bij zichzelf wel de neiging om het veel over zijn vakgebied en het onderwijs te hebben. Toch wilde hij voorspelbaarheid mijden: “Je moet niet weten waar het volgende nummer over gaat”. “Ontzettend leuk” vond hij het, dat mensen reageerden op zijn periodiek. Aan de andere kant: “Ik ben vrij onafhankelijk ingesteld, dus het is mi­jn blaadje. Als het ze niet bevalt, zeggen ze hun abonnement maar op”.

Mede op basis van zulke uitlatingen zou je Karel bijna een weblogger avant la lettre kunnen noemen. Bij navraag blijkt hij het fenomeen weblog nauwelijks te kennen, maar de nieuwe versie van zijn tijdschrift is er zonder meer een.


Opa van de Wicherstraat verongelukt

Gister overleed plotseling ome Jo. Hij was de opa van de HL Wicherstraat, en een bekende figuur bij ons in de buurt. Op zijn leeftijd (75) bracht hij nog steeds de Gezinsbode rond, met een karretje achter zijn fiets. En bij de buurtfeesten zag je hem altijd met de polonaise meedansen. Het was een vrolijke man, die tijdens het kranten bezorgen wijsjes floot. En die bij hem thuis vaak voor het raam zat, en zwaaide als je langskwam.

Ome Jo werd geschept door een gehuurde mini-vrachtwagen. Dat gebeurde op een onoverzichtelijk punt, op de hoek van de Europaweg en het Sontplein, vlak buiten onze buurt.

“Lieve ome Jo”, schreef een buurvrouw vanochtend op de site van het DvhN:

“wat zullen we je missen in de straat. Altijd was je er met een vriendelijk praatje en altijd wat aardigs voor de kinderen. Bandje lek? Ome Jo hielp je uit de brand. Gisteren zwaaide je ons nog uit met een “tot vanavond”…. maar je zat er niet en de deur was dicht. Vanmorgen hoorde ik dat je ons nooit weer gedag zult zeggen.”

En een buurman vertelt:

“Jo was er altijd, voor iedereen, zijn grappen en zijn lach hangen nog in deze straat. Dat hij nooit meer aan zijn tafel zal zitten en zijn hand zal opsteken zal voor ons allemaal nog lang onbegrijpelijk blijven. Hij was elke ochtend de eerste die ons groette. Vanochtend zat er niemand aan tafel… Wij missen hem nu al.”


De droogte voorbij

KONICA MINOLTA DIGITAL CAMERA

Dat was me nogal een lekker buitje, vanavond om ongeveer acht uur. Terstond kletterde de Niagara op mijn achterplaatsje neer en sijpelde het water over de drempel heen mijn schuurtje in. De dakgoot van de bovenwoning is weer eens verstopt.


De wedergeboorte van apotheek Tonella

De steigers gingen van de week weg, aan de west- en noordzijde zit de schildersklus er bijna op. Het pand op de hoek van het Zuiderpark, schuin tegenover de Oosterbrug, kreeg op die gevels zijn oorspronkelijke kleuren terug.

KONICA MINOLTA DIGITAL CAMERA

Bijna het hele pand ondergaat uiterlijk een metamorfose naar de toestand van 1895, 1896, toen het in Art Nouveau- en Chaletstijl opgetrokken werd als apotheek Tonella. Zo haalden de schilders ook de verf op de oude tegeltableaus boven de ramen weg:

KONICA MINOLTA DIGITAL CAMERA

Dit tableau met een duif, rozen en een soort wok op het vuur bevindt zich boven een raam van het vroegere woongedeelte:

KONICA MINOLTA DIGITAL CAMERA

Omlijsting en afdichting van een voormalige luchtafvoer:

KONICA MINOLTA DIGITAL CAMERA

Gestyleerde esculaap met een slang, een salamanderstaart en de voelsprieten van een slak:

KONICA MINOLTA DIGITAL CAMERA

Dubbele esculaap met tropenhelm, papavers, zwanevleugels en lavas:

KONICA MINOLTA DIGITAL CAMERA

Dit laatste tableau bevindt zich aan de oostkant, waar nog twee andere tableaus op blootlegging wachten, waaronder een veelbelovende.

Toen makelaardij Van Nispen en Van der Schalie het pand in 2001 overnam van Brenninkmeijer, de laatste apotheker, kwamen er bij een inwendige opknapbeurt ook al muur- en plafondschilderingen tevoorschijn, authentieke voorbeelden van een proto-Jugendstil uit het eind van de negentiende eeuw. Bleek die plafondschildering vrijwel volledig intact, dat gold helaas niet voor de muurschilderingen, waarvan de makelaardij kwalitatief goede gedeelten zichtbaar maakte door grappige kijkdoosjes.

Het pand is een ontwerp van architect Hoekzema, in opdracht van de eerste apotheker Tonella. Begin jaren zeventig werd een bovenwoning bewoond door de Groninger provo Plopatou en diens moeder.

Momenteel verbouwt woningcorporatie De Huismeesters het complex voor 23 conservatorium-studenten. In de kelder krijgen die geluidsarme oefenruimtes en ook komt er in het pand een logeerruimte voor buitenlandse gast-docenten aan het conservatorium.


Akkefietje afgedaan

Net gebeld door Gé ten Have, Chef Basiseenheid Centrum van de Groninger regio-politie over het zebra-akkefietje. Het betrof een jonge collega van Groningen-Zuid, die net van de opleiding af was. De leiding heeft met hem gepraat, en gezegd dat dit niet kan. En mede vanwege de voorbeeldfunctie die de politie heeft, is dit geval op alle Groninger bureaus doorgesproken.

Ten Have vroeg ook nog of ik er verder werk van wilde maken – mijn klacht kwam via de afdeling voorlichting bij hem binnen – maar hiermee is voor mij de kous wel af. Om nou iemand vanwege zo’n gevalletje helemaal door de mangel te halen, dat gaat mij wat al te ver.


Politieman parkeert auto op zebra

KONICA MINOLTA DIGITAL CAMERA

Deze politiewagen stond om 13.00 à 13.10 uur hedenmiddag half op de stoep, half op de zebra voor de supermarkt aan de Meeuwerderweg. Nota bene pal achter het bordje “Wij willen veilig oversteken”, dat buurtkinderen er vanochtend ophingen, omdat ze die zebra als onveilig ervaren.

Toen ik foto’s van deze opmerkelijke situatie maakte, stond er opeens een politieman in hemdsmouwen voor me. Hij legitimeerde zich, vond het blijkbaar niet leuk dat ik het curieuze ensemble fotografeerde en wilde me het foto’s maken voor andere dan persoonlijke doeleinden verbieden.

Volgens hemzelf mocht hij overal parkeren. Dat wil ik best geloven, althans: als er werkelijk iets urgents aan de hand is. Maar gezien zijn klembord met formulieren was daar geen sprake van. In dit geval had hij zijn auto best even neer kunnen zetten op een van de vrije parkeerplekken in de omgeving. Na onze ‘discussie’ hierover reed hij meteen weg, daarmee aangevend dat hij fout zat. En omdat hij nogal een hoge toon tegen me aansloeg – ik moest me volgens hem niet bemoeien met zaken waar ik geen verstand van had – heb ik inmiddels zijn werkgever maar even van dit voorval op de hoogte gesteld.

NB: ik ben niet anti-politie, integendeel zelfs. Maar de politie moet zich wel houden aan de regels die voor ons allemaal gelden. Anders leven we niet in een rechtstaat, maar in een politiestaat.


Betalingsmoraal

Vanochtend viel ZO Extra, of voorheen De Neutrale van 24 juni in de bus. En daar staat een stukje in van de advertentie-werver en inofficieel hoofdredacteur Patrick Kessen over de betalingsmoraal van zijn adverteerders. “Een aantal betaalt de rekening niet”, klaagt Kessen. “Navraag leert dat ze het vergeten zijn, de rekening kwijt zijn, het net overgemaakt hebben (vreemd, want we zien het maar niet komen) of hebben gewoon even geen antwoord.” Vervolgens roept Kessen zijn lezers op om hem kenbaar te maken, wat zij van die betalingsmoraal vinden.

Inderdaad wonen we in een gemoedelijke buurt, en wil de vereffening van nota’s wel eens langer duren, dan sommige snelle zakenmannetjes lief is. Neemt niet weg dat die betaling er in het gros van de gevallen echt wel komt. Dat Kessen nu in 3200-voud zijn mening hierover uitbazuint, lijkt me dan ook niet zo handig. Een vergelijking van de vier nummers die tot nog toe verschenen van De Neutrale/ZO Extra, leert immers dat een aantal adverteerders niet terugkeert in dit vierde nummer. Natuurlijk is niet gezegd dat dit de wanbetalers zijn. Maar de ontbrekende adverteerders zullen zich wel zo te kijk gezet voelen.

In Lewenborg en Beijum hebben soortgelijke oprispingen in wijkbladen al eens geleid tot boycots door de volledige middenstand. Bovendien, als je iemand wat verwijt, moet je er altijd voor zorgen dat jou niet dezelfde blaam treft. Anders is het al gauw: de pot verwijt de ketel dat hij zwart ziet. En nu we het er toch over hebben: hoe is het eigenlijk met de betalingsmoraal van meneer Kessen zelf gesteld?


Een mammoetkies voor een habbekrats

Vanmiddag was de jaarlijkse braderie op de Meeuwerderweg. En daar stond ook een kraampje met schelpen, mineralen en vooral fossielen.

KONICA MINOLTA DIGITAL CAMERA

KONICA MINOLTA DIGITAL CAMERA

KONICA MINOLTA DIGITAL CAMERA