Zeven Kostverlorens in Groningerland
Geplaatst op: 6 november 2009 Hoort bij: Geschiedenis, Veldnamen 10 reactiesDeze week is het aantal bekende Kostverlorens in Groningerland, te weten deze drie:
- Kostverloren bij Finsterwolde. Volgens de site van rtv Noord verwijst de naam naar slechte grond “waarop de kost verloren gaat”. Wikipedia geeft een plausibeler verklaring. In 1701 werd er een afwateringssloot gegraven, die naderhand overbodig bleek. De kost was verloren, er kwam geen baat van. De investering leverde niets op.
- Kostverloren als verdedigingswerk van de vesting Delfzijl – als dit werk verloren ging, was de kost verloren.
- Kostverloren als wijk in de stad: genoemd naar een herberg, maar waarom heette die dan zo?
Met nog eens drie vermeerderd:
-
Kostverloren bij Winschoten. Hier had de chirurgijns- en tichelaarsfamilie De Jonge percelen in eigendom, waar in 1774 een aangeplant bos op stond.
- Kostverloren bij Noordlaren, bouwland in de buurt van de Pollseweg
- en Kostverloren bij Onnen, bouwland in de buurt van Felland en Tijdverdrijf.
Ik vond ook nog een zevende:
- Kostverloren bij Sappemeer, waar schulte Rudolph Julsingha en vrouw in 1739 twee stukken veen en ondergrond hadden in “Kost Verloor”.
Ik dacht dat het puur een eigennaam was en dat hij daarom niet in de WNT zou staan, maar dat bleek een onderschatting van dit onschatbare woordenboek. Kostverloren, zegt het, is een
“…benaming voor verschillende zaken waarvan de kosten als verloren moeten worden beschouwd, hetzij de zaak deze kosten niet opbrengt, hetzij ze slechts een voorloopige bestemming heeft.”
Als eigennaam, aldus het WNT, is de term verbonden aan “bepaalde verdedigingswerken, wegen, sluizen, wateren, buitens enz.”, waarbij het verwijst naar een geschrift van Bredero uit 1612. De verbinding met een herberg, zoals aan de Friesestraatweg bij de stad Groningen, ligt besloten in een citaat uit het werk Bacchus van de dichter Jan Pietersz. Pers:
“Het vierde (land is) Sint Reyn-uyt, daer Kael-bil, Al-verbrast, Aen Kostverloren schiet, en is aen Calis vast”
—
Vervolg: de achtste Kostverloren, te Marum.
Veldnamen bij Onnen en Felland
Geplaatst op: 6 november 2009 Hoort bij: Veldnamen Een reactie plaatsenIn ’t archief van het rechtsgebied Selwerd en Sappemeer zit bijvoorbeeld de boedelinventaris uit 1684 van Martien Abbringe, weduwe Evert Jans te Onnen. Er staat een serie akkers en hooilanden op, en nog eens een serie akkers en hooilanden. In beide series komen akkers op het Veltlandt voor. Dat moet het tegenwoordige Felland zijn, tussen Onnen en Haren. Na de tweede serie volgen er nog wat bouwlanden die onder Haren vallen. De verschillende series laten zich dan ook zo interpreteren, dat ze voor de toenmalige fiscus onder verschillende schatregisters ressorteerden. Omdat de plaats op de lijst wellicht iets zegt over de richting die de inventarisatoren insloegen – van Onnen naar Haren – heb ik hun volgorde gehandhaafd.
BOUWLAND
- Noorster Helacker
- Kortelandewechs kampien
- Veltlandt
- Westervelt
- Tijdtverdrijff
- Op Steenbergh (op de es en dat geldt waarschijnlijk ook voor de volgende drie.)
- Westveen acker
- bij Kost Verloor
- Kolenbergh
HOOILAND
- het Buurlandtien
- Voorste venne
- Achterste venne
- Hoffste (van hofstede?)
- op het Nijeland (nieuw land)
- Aeckmae
- de Buerdeelen / de Boerdeelen (2 x genoemd)
- Pijpenbrinck
- het Diep-stuck
- de Dijckgroep
BOUWLAND
- Meulenacker
- de Vlas Haen camp
- de Dobacker
- het Veltlandt
- de Botteracker
- Lutke Botteracker
- de Heethaer
HOOILAND
- Havengemat (familienaam)
- ’t Veen
- ’t Nijlandt
- de Groote Haer
BOUWLAND
- ’t Hooge Velt (onder Haren, geldt waarschijnlijk ook voor de volgende twee.)
- de Witte Veencampies
- de Swijnecamp
Veldnamen van Noordlaren
Geplaatst op: 5 november 2009 Hoort bij: Geschiedenis, Veldnamen 2 reacties
Hindrick Sijbring was de broer van de Gorechter gezworene Jan Sijbring. Samen hadden ze een boerderij. Op de boedelinventaris van Hindrick uit 1703 staat onder dat huis een lange lijst met veldnamen.
Hoewel de woonplaats van Hindrick niet genoemd wordt, laat zich Noordlaren herkennen aan een paar nu nog bestaande namen zoals de Pollse Weg en ’t Besloten Veen. De lijst van Hindricks percelen is onderverdeeld in akkers (op de es), weiden, en hooi- of madelanden. De eersten lagen het hoogst en waren het droogst, de laatsten lagen het laagst en waren het natst. Als liefhebber geef ik de namen hier weer, misschien dat iemand uit Noordlaren er ooit nog eens wat aan heeft bij een onderzoek naar lokale toponiemen.
AKKERS
- lijn acker – 3 maal (dit zijn kleine perceeltje met vlas)
- loo acker (ontbost terrein?)
- tafel acker – 2 maal
- krum paelsche acker (naar een kromme paal)
- werelsche acker
- del acker (relatief laaggelegen)
- steenbeergh acker (bij het hunebed?)
- bergh acker – 2 maal (lag er een grafheuvel op de es?)
- hestinck
- suijdnoort
- veld acker (dichtbij het veld oftewel de heide gelegen)
- lange toght acker – 2 maal (bij een tochtsloot?)
- polsche wegh acker (de Pollseweg dus)
- kost verloor (Kostverloren, mogelijk was hierin vergeefs geïnvesteerd)
- rijsbergh of rijsebergh – 2 maal (op glooiend terrein)
- boonsche acker
- poel acker (bij een waterpoel)
WEILANDEN
- het brinckelant (land op de Brink van Noordlaren)
- ’t (hooge) oosterweer – 2 maal (bij een wal die het oprukken van woeste grond moest voorkomen?)
- noortzijt
- ’t eel
- het onlant besloten veen genaamt – 2 maal
- westerlant
HOOI- EN MADELANDEN
- kortegagel (met gagel, een struik die op natte en zure veengrond gedijt)
- ammeringh lant (naar een oude familie)
- neije mae (aangewonnen groenland)
- geere (taps toelopend)
- broeck deel – 2 maal (vermoedelijk erg nat)
- hulmer mae
- oever
- kruijs ham
- over die bickse
- ’t ossebroeck
- kercken mat (ooit eigendom van de kerk)
- die waem
- die horn (hoek)
- het noorden lant
- trillage
Zeldenwind (II)
Geplaatst op: 7 juni 2009 Hoort bij: Hoogkerk, Veldnamen 1 reactieOm even op Zeldenwind terug te komen, de stad-Groninger verzegeling waarover ik het had blijkt een boedelscheiding van de erven Everhard Ringels, die dateert uit 1708.
Van haar kinderen mocht de weduwe Ringels ad vitam, dus levenslang, het vruchtgebruik houden van de boedel, In volgorde van belang gaat het dan om:
- Het huis aan het A-Kerkhof zuidzijde in de stad dat ze zelf bewoonde, met de bijbehorende hof en de stal
- Het (blijkbaar verhuurde) huis De Eenhoorn, aan de oostkant van dit huis aan het A-Kerkhof zz.
- Een heerd land De Koningspoort genaamd met twee ommegangen in de Schepperij van Hoogkerk, waarvan de ene mandelig is met de heer Abdias Velingius, predikant te Leiden; plus twee ommegangen in de Grietenij van Hoogkerk, volgens het klauwboek horend bij ’t Hol en Abelema Werf
- Een heerd land Seldenwint te Hoogkerk, mandelig met dezelfde dominee Velingius
- 16 gras Drystenborger land en Het Molenhiem, groot 4 gras, te Hoogkerk
- Een hof in de Brandenburgersteeg buiten de Oosterpoort, met de grondpacht van het (verhuurde) hof ernaast
- 4 ommegangen in de Grietenij van Leegkerk en Dorkwerd, waarvan er een mandelig is met de Gezworene Alstorphius
- Een halve stem in de collatie (verkiezing van predikant, kerkvoogden en schoolmeesters) te Leegkerk, eveneens mandelig met ds. Velingius
De grootte van Zeldenwind wordt dus niet opgegeven, en evenmin vermeldt men of het een behuisde heerd land is en of deze verhuurd wordt. Wel valt op dat Zeldenwind net als de ommegangen die bij De Koningspoort horen en de halve stem in de collatie van Leegkerk mandelig bezit is met de Leidse predikant Abdias Velingius. Waarschijnlijk was Velingius op de een of andere manier (aangetrouwd) familie van de Ringels en stammen deze goederen uit een enkele erfenis, waarin de Koningspoort het belangrijkste element vormde.
Genoemde Abdias Velingius was van 1678 tot 1693 predikant van Groningen, waarna hij naar Leiden vertrok, waar hij in 1735 stierf. Volgens het Ommelander Borgenboek was hij getrouwd met Bernardina van Ewsum, die via haar moeder, een MacDowell, in 1706 het huis Elmersma aan de zuidkant van het Hoendiep in Hoogkerk erfde. Waarschijnlijk hebben Velingius en vrouw dit borgje niet veel later verkocht.
De Koningspoort, nu vloeivelden van de suikerfabriek in de zuidoosthoek van Hoen- en Peizerdiep bij Vierverlaten, was volgens hetzelfde Borgenboek nog in de zestiende eeuw bezit van de commanderij der Duitse Orde te Bunne. In elk geval vanaf 1574 bestond dit goed uit twee heerden. De ene werd later omgezet in een borgje, de andere bleef een boerenplaats. Het borgje was in 1719 eigendom van Wesselus Ringels, in 1702 al genoemd als hoveling te Hoogkerk, ongetwijfeld als opvolger van zijn vader Everhard Ringels, grietman van Vredewold, die in stukken van 1683 voorkomt als hoveling op Koningspoort, Hoogkerk, Leegkerk en Dorkwerd.
Volgens het Borgenboek hoorden het borgje Koningspoort en de heerd Seldenwint ook in 1712 nog bij elkaar. Bij de borg hoorden namelijk 41 grazen land, “het Seldenwint genaamd”, waarop ene Andries Vreriks als meierboer zat. Later waren het borgje Koningspoort en beide heerden het eigendom van de familie Lewe van Aduard.
In de boedelscheiding van 1708 wordt gezegd dat de aandelen Koningspoort en Seldenwint na de dood van de weduwe Everhard Ringels het eigendom zullen worden van Johan Schott, Proviandmeester van de Nieuweschans, en diens vrouw Gesina Ringels. Aan zoon Wesselus Ringels werden andere goederen toegescheiden. Als dan Wesselus Ringels in 1719 eigenaar is van het borgje Koningspoort en Seldenwint, houdt dat niet alleen in dat de weduwe Everhard Ringels inmiddels gestorven is, maar ook dat Wesselus Ringels deze goederen overnam of erfde van zijn zwager en zuster. Bovendien moet ds. Velingius tussen 1708 en 1719 zijn uitgekocht.
Al met al zijn er voldoende aanknopingspunten om de eigendomslijn van Zeldenwind verder uit te zoeken. In het archief van de Kadaster-inspectie zitten drie bladen, die wat meer kunnen vertellen over de landerijen en hun ligging in de periode 1820, 1830. Die vraag ik bij een volgend archiefbezoek maar eens aan.
Zeldenwind
Geplaatst op: 28 mei 2009 Hoort bij: Hoogkerk, Veldnamen 8 reactiesZeldenwind is de naam van een golfbaan van maar liefst 87 hectare die gepland staat ten westen van Hoogkerk, tussen de Aduarderdiepsterweg, het spoor naar Friesland en het kanaaltje de Zuidwending. Deze baan zou enige tientallen arbeidsplaatsen moeten opleveren, maar sinds 2007 is er maar weinig over vernomen. Het zou me niet verbazen als het er met de huidige crisis helemaal niet meer van komt. Zou trouwens wel sneu zijn voor de gemeente, die leuke dingen wil gaan doen van het geld dat de grond oplevert.
De naam Zeldenwind heeft men overgenomen van een boerderij die vlakbij het beoogde terrein staat. Deze naam figureert ook prominent op de Militair Topographische Kaart van 1851, 1855. Als je de omgeving daar overziet, dan treft die naam je als uiterst ironisch. Zelden wind, daar, op die kale vlakte? Maak dat de kat maar wijs. Het is een kapitale waaihoek!
Door die duimendikke ironie dacht ik dat de naam Zeldenwind negentiende-eeuws zou zijn. Is niet zo. Want Seldenwint, een heerd land te Hoogkerk, komt al voor in een stad-Groninger verzegeling van omstreeks 1700, zo merkte ik vanavond bij het doornemen van een lijst met veldnamen.
En dan blijken primitieve veehouders uit een veel oudere periode te beschikken over humor, die nu nog een glimlach wekt.
Zeldenwind. Hoe komen ze erop..
—
Zie ook: Zeldenwind (II)
Gildemacher en de ouderdom van terpnamen
Geplaatst op: 25 september 2008 Hoort bij: Veldnamen 11 reactiesWierde- of terpnamen, eindigend op -um, zoals Hogebeintum, Wijnaldum en Winsum, zijn de alleroudste. Daarna volgen de namen eindigend op -ns, zoals Warns, Stiens en Enzelens. Nog weer wat jonger zijn de namen met de uitgang -werd, zoals Jorwerd en Feerwerd. En helemaal piep zijn namen met -wier en -terp, zoals Metslawier en Slappeterp. Dat is de nieuwe theorie over de namen van wierden of terpen, ontvouwd door de Friese naamkundige Karel Gildemacher, die hier al eens voorbijkwam. Het Friesch Dagblad bevat vandaag een bespreking van zijn boek.


Recente reacties