Van je Parrimarriboo! Heierspoëzie

vdVenne heistelling BrM

In zijn bundel Bie tille harom schrijft Oabel Oabels onder andere over het heien in zijn jeugdjaren, begin twintigste eeuw. Heien gebeurde toen nog op handkracht, door een ploeg mannen die bij een heistelling aan touwen het heiblok omhoogtrok, en dat dan op een paal liet neervallen. Dat omhooghalen en laten vallen van het blok moest synchroon gebeuren. Daarom zong de heibaas een liedje – aan het begin van elke regel trokken zijn heiers hun touwen strak.

Oabels noemt de heiersliedjes “wonderliek”. Vaak maakte een heibaas er inhoudelijk een mengelmoesje van en ook was hij niet eenkennig qua taal , want hij bediende zich van zowel het ABN als het Gronings.  Zo’n heierslied ging bijvoorbeeld zo:

“Dat is er één [blok omhoog]
Maar dat is er geen
Dat zijn er twee
Die tel ik niet mee.
Dat zijn er drie,
Van die schele Marie.
Je weet het niet
Naar wie ze ziet.
Dat zijn er vier,
Van dat zwarte dier.
Dat zo mager is,
Dat krabt zijn kont
Met scherpe nagelen.
Dat zijn er vijf.
De bakker sloeg zijn wijf,
Al met een bolletje
Vlak voor haar holletje.
Wat schraifde dat wief
Mien lief, mien lief
Dat zijn er zes
Woar is de fles
Wie lussen wel geern
n Goude dikke.”

Wanneer de heibaas er niet goed uitkwam, omdat het hem even schortte aan het juiste rijmwoord, dan gooide hij er dit in:

“Van je Parrimariboo!”

Dat gebeurde ook als het bevoegd gezag langskwam en een net ingezette satire wat al te hard dreigde aan te komen. De heibaas improviseerde namelijk nogal eens. Op lokale toestanden en op voorbijgangers. Vooral vrouwen vormden het mikpunt van zijn gezang. Wat dit betreft bekent Oabels ruiterlijk zijn pudeur:

“Ie kennen alderdeegs  n haaiboas moar nait alles zeggen loaten in n geschrift als dit.”

Daarom citeerde de Grunneger schriever zulke passages niet.

Wie weinig last had van een dergelijke schroom, was Gijsbertus Van den Brink (geb. 1902), een Amsterdamse heier die in 1953 over het verleden van zijn vak vertelde voor de microfoon van Onder de Groene Linde. Hij noemt zijn collegae van weleer “ruwe , onbehakte kerels” en lijkt een verband te leggen tussen hun gevaarlijke werk en hun “rare liedjes”, waarvan zegsman er inderdaad nog een kwartet onbeschaamd sexistische uit zijn hoofd kent. Ook dat is folk – tedere zielen die een allergie koesteren tegen scabreus repertoire, gelieve niet op de volgende links te klikken:

1, 2, 3 Haal op die hei

1, 2, 3 Maartje Toet

De hoerewaardin

Schevenings meisje

img041

Dit plaatje komt uit de Winkler Prins van 1955. Het plaatje bovenaan komt uit een tekenboek van Adriaen van de Venne in de collecties van het British Museum. Heien is tussen het Romeinse tijd en de Industriële Revolutie nauwelijks veranderd qua technologie, zoals ook deze foto laat zien.