Liederen uit een Havelter kroeg in 't Interbellum

Geplaatst op 18 november 2007 Havelter kroeg

“Wie zegt van Havelte onder
Die kreg er wat op zien donder
Laborie laborie
Wat heb ik een stuk in mijn kraag
Wat heb ik een stuk in mijn kraag.

Ach was ik maar stil in huis gebleven
Dan had ik geen stuk in mijn kraag gekregen
Laborie laborie
Wat heb ik een stuk in mijn kraag.”

Dit chauvinistische drinklied werd in 1969 bij de uit Havelte afkomstige, maar in Bussum wonende Roelof Hendrik Tuin opgenomen door ‘Onder de Groene Linde’, het VARA-radioprogramma dat aan traditionele volksliedjes gewijd was. Sinds deze zomer staat de opname op internet, in de Liederenbank.

Naast Roelof Hendrik Tuin leverde ook zijn oudere zuster Hillie Loggers-Tuin, die in 1970 te Hilversum en in 1986 in Oud-Beijerland woonde, bijdragen aan Onder de Groene Linde, en dus aan de Liederenbank. Samen zijn broer en zus Tuin goed voor maar liefst 43 opnamen. Van 1969 dateren er 8 (alleen Roelof), van 1970 zijn het er 31 (broer en zus samen), en uit 1986 stammen er 4 (alleen Hillie).

Beide groeiden zo’n beetje tussen beide wereldoorlogen op in het café aan de Havelter Brink, waar ook nog een landbouwbedrijf aan verbonden was. Bij dat café zat er eveneens een toneelzaal. Daar vonden bijvoorbeeld de uitvoeringen plaats van ‘Ontwikkeling’, de Havelter rederijkerskamer, een club waar de hele familie lid van was.

Hilligje Loggers-Tuin, roepnaam Hillie, was geboren in 1910 te Havelte. Ze volgde een verpleegstersopleiding en vertrok in 1932 naar Amsterdam. Vermoedelijk heeft ze daar de rest van de jaren dertig en het eerste oorlogsjaar in een ziekenhuis gewerkt. In die tijd schreef ze onder de naam H. Tuun een toneelstuk, dat ze opdroeg aan die Havelter rederijkerskamer. Het heet De ienege uutweg; kemeliestukken uut het Dreinse boerenleven in drij bedrieven en het verscheen in 1937 bij uitgeverij Van Gorcum in Assen. Ook later was ze nog wel literair actief. In de oorlog haalde .ze haar aantekeningen voor wijkverpleegster, een beroep dat ze ging uitoefenen in Hoogeveen, en Odoorn. In 1948 trouwde ze en vertrok ze eerst naar Bergen op Zoom, en later naar Hilversum.

Haar broer Roelof Hendrik Tuin werd in 1921 geboren in het café op de Havelter Brink. Hij was vanaf 1943 onderwijzer, achtereenvolgens in Nieuwleusen, Zwolle, Darp (1948 – 1952), Bussum en Amsterdam, een stad die hij vanuit Bussum bereisde.

In de opnames van 1986 vertelt Hillie Loggers-Tuin over het zingen thuis en in het dorp. Ze zegt dat het hele gezin veel zong, waarbij vooral de vooravond een traditioneel moment was: “Zo in de schemeravond had je nog geen licht aan. Dan gingen we zingen.” Ook als een deel van het gezin ’s zondags thuiskwam uit de kerk, was er zo’n moment. Dat begon dan vaak met ‘Een vaste Burg is onze God‘ van Maarten Luther, het lievelingslied van haar vader, “en dan ging je zo langzamerhand afdwalen tot schoolliedjes en tot andere liedjes”.

“Helemaal in het dorp werd veel gezongen”, zegt ze over de wijdere omgeving: “Hoeveel boerenjongens er niet op de wagen langsreden, zingende.” Ook de bakker en de slager kwamen zingend voorbij. “Dat is nou onvoorstelbaar”, beaamt ze, “maar gut, dat was zo! En er waren d’r bij die konden zo goed zingen. Nou de schilder, als je die had, die jongens konden ook allemaal zo goed zingen, en die zongen altijd. En dan kwamen een keer in het jaar de stukadoors. Wij hadden een café en daar was zo’n hele hoge zaal, vanwege de akoestiek ook met zo’n ronde zolder, dat werd dan door de stukadoors altijd gewit. En dan zei mijn moeder: “Hè, ik kan d’r naar verlangen dat de stukadoors weer komen, want die jongens zingen toch zo mooi!””

Als het mooi weer was, vertelt ze, liep ze op zondagavond een uur, soms wel een paar uur met haar vriendinnen door het dorp. “In een lange regel”, met zijn zessen breeduit over de straat, zoals ook andere vriendinnenclubjes dat deden. “En dan zongen we alle mogelijke liedjes.” Die liedjes leerden ze van elkaar, van thuis, op school en bij de zangvereniging: “En dan ken je ook ontzaggelijk veel liedjes. Had iemand een nieuw liedje, dan leerde je dat ook al gauw.”

Voor de microfoon van Onder de Groene Linde zong ze een stapelliedje, waarvan de oudste versie te vinden is in het ‘Amsterdamse spinhuys, ofte lusthof der adelijcke jufferen; vol nieuwe amoureuse gezangen, strik- en minne-quikjes‘, een liedbundel uit 1680:

“Ik pak mijn lieve meisje
al bij haar mooie haartjes
en ik zeg mijn lieve schat zeg wat is dat?
dat is mijn krullebol
waarmee ik je zal beminnen
mijn krullebol, jouw kop op hol
oh alles is zo heerlijk
alles is zo mooi
alles is zo heerlijk met mijn krullebol in ’t hooi.

Ik kus mijn lieve meisje
al op haar mooie oogjes
en ik zeg mijn lieve schat zeg wat is dat?
Dat is mijn kijkerdekijk waarmee ik je zal beminnen
mijn kijkerdekijk, mijn krullebol
jouw kop op hol
alles is zo heerlijk
alles is zo mooi
alles is zo heerlijk met mijn krullebol in ’t hooi.

Ik pak mijn lieve meisje
al bij haar mooie neusje
en ik zeg mijn lieve schat zeg wat is dat?
Dat is mijn ruikerdekuik waarmee ik je zal beminnen
mijn ruikerdekuik, mijn kijkerdekijk, mijn krullebol
jouw kop op hol
alles is zo heerlijk
alles is zo mooi
alles is zo heerlijk met mijn krullebol in ’t hooi.

Ik kus mijn lieve meisje
al op haar mooie mondje
en ik zeg mijn lieve schat zeg en wat is dat?
dat is mijn happerdepap waarmee ik je zal beminnen
mijn happerdepap, mijn ruikerdekuik, mijn kijkerdekijk, mijn krullebol
alles is zo heerlijk
alles is zo mooi
alles is zo heerlijk met mijn krullebol in ’t hooi.”

Ze leerde het thuis van een tante, maar van haar moeder mocht die tante de andere coupletten niet zingen. Verder naar beneden werd het lied onwelvoeglijk. “Wij wouen natuurlijk graag alles horen”, zegt Hillie, “maar nee! Alles had zijn grenzen.”

Toch zitten er bij de liedjes die Roelof in 1969 en Roelof en Hillie in 1970 zongen, ook wel, die voor de oorlog nog min of meer als pikant moeten hebben gegolden. Sowieso zitten er veel unica bij, liedjes waar de Liederenbank geen enkele andere variant van heeft. Waarschijnlijk komt dat doordat veel van die liedjes een café-achtergrond hebben. Het zijn kroeg- en drinkliedjes, en ook wel liedjes van soldatenkomaf. Nette burgers zongen die niet in het openbaar.

‘Wie zegt van Havelte onder’ is hierboven al geciteerd. Een sterke couleur locale zit er eveneens aan het pesterige ‘Wie rijdt er op een ezel‘, dat broer en zus Tuin in 1970 lieten horen:

“Wie rijdt er op een ezel?
Een infanterist een cavalerist
Wie rijdt er op een ezel?
Een infanterist!

Wie rijdt er op een ezel?
Jan Been uut Darp, Jan Been uut Darp.
Wie rijdt er op een ezel?
Jan Been uut Darp!”

Ik denk niet dat Roelof als onderwijzer in Darp hardop dit liedje gezongen heeft.

Van veel drinkliederen, vrijwel zeker in het café aan de Brink gezongen, bleef na al die jaren maar een enkel couplet hangen. Het volgende, ‘Wij zijn jongens van ene ploeg‘ is oorspronkelijk een lied van steenbakkers langs de IJssel:

“Wij zijn jongens van ene ploeg
wij hoeven ons niet te generen
Centies hebben wij genoeg,
meer dan die kale heren!
Bij ons is alles goed gegaan
Kom laten wij een slokkie kopen gaan
En van je hela hola houdt er de moed maar in..”

Fundamenteel is ‘Wij drinken de klare‘, dat broer en zus Tuin gezamenlijk zongen:

“Wij drinken de klare
Het nat van Schiedam
God zal ons beware
zo lang ast maar kan!”

Soms smaakt een borrel naar meer. Deze Drentse evergreen ging op de wijze van ‘Alle eendjes zwemmen in het water’:

“Achter op Schoonlo is ’t knollegruun bevrören
Falderalderiere, falderalderare
Achter op Schoonlo is ’t knollegruun bevrören
falderalderalderom

Eerst wat uut de borrel en dan wat uut de flesse
Falderalderiere, falderalderare
Eerst wat uut de borrel en dan wat uut de flesse
falderalderalderom

Wij lust d’r nog wel een stuk of vieve, zesse
Falderalderiere, falderalderare
Wij lust d’r nog wel een stuk of vieve zesse
falderalderalderom.”

Als het laat werd dan zongen boerenknechten dit in het café ten teken dat ze er nog lang geen genoeg van konden krijgen:

“Wij scheiden niet, we scheiden niet
we hebben nog geen verdriet
We scheiden niet voor de morgen
en laten de boeren maar zorgen
Wij scheiden niet, we scheiden niet
we hebben nog geen verdriet.”

Over bepaalde amoureuze betrekkingen gaat dit lied, dat broer en zus weer samen zongen:

“Wij slapen vannacht in ’t schuurtje
In ’t schuurtje, in ’t schuurtje
Wij slapen vannacht in ’t schuurtie,
al bij een boerenmeid!
Adié, Adié Adio.
En als je van de trappen valt dan doe je zo
Adié, Adié Adio
en als je van de trappen valt dan ben je zo morsdood!”

Uniek in de Liederenbank is deze tekst van Roelof en Hillie, waarvan het onduidelijk is of het over een kat of een snoeplustig vrouwspersoon gaat:

“Geeze was ien de kelder ekreupen
Hak heur maor eziene
Hak heur maor eziene
Toen hef ze de room van de melk of-ezeupen
Hak heur maor ezien ajoe!”

Lezen er ook leden van een familie Bazuin mee? Die moeten het volgende maar overslaan:

“De meisjes van Bazuin
Die piesten in het zand
het zand begon te stuiven
En het huis vloog in de brand.”

Van een liedje dat Roelof in 1969 in zijn uppie inzong, noteerde de Liederenbank voornamelijk Zuidnederlandse varianten, waarbij ik me afvraag of ze wel zo verwant zijn aan de zijne. Roelof vertolkte zijn versie in Drents dialect:

“Aorend Eemten zul naor de peerdemarkt gaon
Hup fandela fiederaldaldal
Aorend Eemten zul naor de peerdemarkt gaon
Fiekedom fiekedel poesweg.

Toen hij doar kwam toen was ’t al daon
Hup fandela fiederaldaldal
Toen hij doar kwam toen was ’t al daon
Fiekedom fiekedel poesweg.

Doar zag hij nog een old peerd staon
Hup fiedela fiederaldaldal
Doar zag hij nog een old peerd staon
Fiekedom fiekedel poesweg.

Zeg boer wat vraog ie veur dat peerd
Hup fandela fiederaldaldal
Zeg boer wat vraog ie veur dat peerd
Fiekedom fiekedel poesweg.

Dat peerd is gien vief gulden weerd
Hup fandela fiederaldaldal
Dat peerd is gien vief gulden weerd
Fiekedom fiekedel poesweg.

’t Peerd begön te schijten
Hup fandela fiederaldaldal
’t Peerd begön te schijten
Fiekedom fiekedel poesweg.

De boer begön te krijten
Hup fandela fiederaldaldal
De boer begön te krijten
Fiekedom fiekedel poesweg.”

Tot slot nog een verhalende ballade over een waarschijnlijk historisch geval dat nog ergens in krantenleggers verborgen zit. Dit lied is ook opgenomen in de eerste bundel die in 1987 van liederen uit Onder de Groene Linde uitkwam (pag, 200):

“Komt vrienden kameraden,
En luistert naar mijn lied
Van hetgeen ik u zal verhalen
Wat hier onlangs is geschied.

Een meisje dat moest baren
Al van een jonge zoon
Zij bracht het naar de vijver
Het kind dat was zo schoon.

Twee jongens aan de vijver
Die zagen ’t snood misbaar
Een doek om de hals gebonden,
Twee stenen aan elkaar.

God liet de stenen drijven
Voor de man die alles ziet.
Een vogel voedt zijn jongen
Maar deze moeder niet.

Een vrouw van tachtig jaren
Had dat nog nooit gehoord.
Hoe zulk een wrede moeder
Haar eigen kind vermoordt.”


8 reacties on “Liederen uit een Havelter kroeg in 't Interbellum”

  1. thea schreef:

    Die mensen uit Havelte, daar zit muziek in.

  2. aargh schreef:

    Wij zongen vroeger altijd onder de afwas (gezin met zes kinderen, dat waren grote afwassen en veel zangstemmen), ook canons en vierstemmige liedjes. Maar ja, afwasmachine! Weg romantiek!

  3. Dwarsbongel schreef:

    Herman van Veen zong het al: “Hilversum 3 was er nog niet”…
    Waar ik even bleef hangen was de titel: ‘Een vaste Burg is onze God’.
    Ik heb het geleerd met burcht ipv burg, zoeken dus. met burg 327 hits, met burcht 519. gecombineerd met nbg (bijbelgenootschap, de verantwoordelijke autoriteit voor de vertaling): burg 1, burcht 53. Van Dale zegt dat burg verouderd is, en geeft deze titel als voorbeeld voor “(bijbeltaal) toevluchtsoord”.
    Bij ons thuis zongen de zussen vaak tijdens de afwas, liefst meerstemmig of in canon.
    Als onze zanglustige schoondochter met haar kleintjes bezig is, merk ik dat ik helemaal geen kinderliedjes meer ken…

  4. Dat de familie Bazuin het moet overslaan, ach, misschien, maar dan de inwoners van ’t Zand ook maar, dacht ik zo…..

  5. femke schreef:

    Ha Gelkinghe, van wie is het schilderij bovenaan je tekst?

  6. Gelkinghe schreef:

    @Femke,
    Johan van Hell. Als je met de muis over de afbeelding gaat, dan zie je het, als het goed is.
    Voor nauwelijks een tientje kan je in de ramsj van Selexyz de catalogus kopen van de tentoonstelling die er nog niet zo lang geleden in Arnhem was:
    http://www.johanvanhell.nl/home.html

  7. Maarten Vermeij schreef:

    Wat een leuk verhaal, ik heb deze vrouw (Hillegje Loggers) goed gekend, ze was immers mijn lieve oma!

    Leuk om zo (bijna 20 jaar na haar overleden) gewoon nog wat over haar te vinden


Geef een reactie op Gelkinghe Reactie annuleren

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.