Het Klokhuis van ’t Winschoter en Delfzijlster veer
Geplaatst op: 31 mei 2008 Hoort bij: Stad toen 2 reacties
In Borstkas’ meest recente album vind je deze foto van ca. 1890. Links piept de Martinitoren boven de bebouwing uit. Iets naar rechts zie je een glimp van de Steentilbrug en nog meer naar rechts liggen wat snikken aan Kleinpoortjeswal. Achter de middelste van deze drie trekschuiten staat een pand met een dakruiter en over dat pand wil ik het nu eens hebben.
Het werd in 1655 gebouwd als ‘corps de garde’ of ‘kortegaard‘, oftwel een wachthuis voor de militaire en burgerwacht. Maar het kreeg meteen ook een andere functie, zoals blijkt uit een resolutie van Burgemeesteren en Raad van eind dat jaar. Op verzoek van de provincie kwam er een klok boven te hangen. Daarvoor was een dubbele verhuisoperatie nodig. De klok die boven het Wijnhuis op de Grote Markt hing, liet het stadbestuur naar de Herepoort overbrengen, terwijl het klokje boven de Herepoort naar de nieuwe kortegaard ging.
Hier moesten, zo bepaalde het stadsbestuur, ook de snikken aanleggen, die ’s avonds na de gewone poortsluiting om negen à tien uur de stad nog binnenkwamen. Begin 1656 benoemden Burgemeesteren en Raad een functionaris, die de klok voor elke afvaart van Oldambster snikken moest luiden. Deze Tonnis Alers kreeg tevens het toezicht op de voetbrug buiten Kleinpoortje en ontving voor zijn gewichtige taken een tractement van 100 gulden per jaar.
Naderhand verordonneerde het stadsbestuur, dat Tonnis zijn klokje stipt een kwartier na de uurslag van de Martinitorenklok luiden moest. Ook mocht hij vanaf 1661 een halve stuiver beuren van iedere persoon die het Kleinpoortje na poortsluiting binnenkwam. Maar dat de klokluider van het Winschoterveer niet alleen van zijn stadsinkomsten leefde, blijkt in 1669. Als klokluider van de provinciale snikken in de richting van Delfzijl ontving hij tevens een tractement van de provincie. Zijn opvolger Gerrit Hartelius, Artelius of Hartelink werd dan ook door stad en provincie beide benoemd, waarbij de twee overheden afspraken dat ze diens ambt voortaan om de beurt mochten begeven.
Hartelius was tevens poortier van het Kleine Poortje. Een ambt dat men kennelijk onverenigbaar achtte met dat van het klokluiderschap, omdat beide functies in 1681 weer uit elkaar werden gehaald. Gedeputeerde Staten benoemden Willem Snal als klokluider, terwijl Burgemeesteren en Raad havenmeester Egbert Claassen als poortier van het Kleine Poortje aanstelden.
Acht jaar later wilde Snal zijn baantje reeds overdragen, maar het stadsbestuur weigerde om zijn verzoek in te willigen. Pas in 1695 kreeg hij een opvolger, in de persoon van Timen Berends. Als extra emolument ontving deze vanaf 1703 jaarlijks vijf à zes voer lichte turf, maar blijkbaar reikten ’s mans verdiensten ook toen nog niet toe, want in 1704 benoemde het stadsbestuur ‘Timen de klokluider’ tot opzichter van het nieuw gemaakte verlaat van het Damsterdiep.
In de achttiende eeuw werd het ambt jarenlang door een vrouw bediend, Ebelje Drentelmans. Na het overlijden van deze klokluiderse van het Damster- en Winschoterdiep nam Arend Gruno (35) de dienst waar. Hij was neef van de oude en zeer verzwakte havenmeester Beem, en werd nog hetzelfde jaar diens opvolger.
In 1800 tenslotte, koos het stadsbestuur Lucas Ottens als opvolger van Hindrik Kloen, die zijn benoeming dus aan de provincie dankte. Maar het stadsbestuur trok het tractement in. Of dat ook door de provincie gebeurde weet ik niet, maar waarschijnlijk moest de klokluider van de Winschoter- en Delfzijlster snikkeveren voortaan leven van geld, dat de passagiers inbrachten.
De situatie nu:

De drie of vier panden op deze plek zijn nu helemaal op elkaar betrokken en vormen zodoende één geheel. In het oude klokluidershuis ligt zelfs een glazen vloer die zicht geeft op de oude, overwelfde kelder. Ook zijn de deur en het meest linkse bovenraam van het vroegere klokluidershuis dichtgemetseld – er loopt nu een regenpijp langs – en de overige ramen verbreed. Maar je kunt zien dat het ‘klokhuis’ nog steeds bestaat en als je het terug zou willen restaureren, is dat een fluitje van een cent.

Mooie geschiedenis van niet meer bestaande ambten.
Dankje voor je reacties op Flickr en de link hierheen. Heel leuk om te lezen. Toevallig vandaag nog langs dit gebouw gelopen, maar de volgende keer ga ik er extra op letten nu ik deze extra info weet 🙂