Oud citatenboek in een Norger huisarchief

Geplaatst op 11 juni 2008  a

In het huisarchief Westervelde zit een foliant met duizenden Franse, Latijnse en Nederlandse spreekwoorden, zegswijzen, raadsels, rijmen, versjes en moppen. Volgens de inventarisator van dat archief, Frank Keverling Buisman, zou die foliant afkomstig zijn van de Norger landdagcomparant en ette Joachim Lunsche (ca. 1612-1674). Inderdaad is een deel van de stof gedagtekend op 1652, 1653. Toch acht ik het niet erg plausibel dat Lunsche de auteur is, omdat het pootje me eerder vroeg-achttiende eeuws lijkt dan zeventiende eeuws. Het is een romein en geen gotisch handschrift. Waarschijnlijk is de foliant deels overgeschreven, maar dan nog lijkt Lunsche me niet de auteur.

Veel stof in de foliant werd waarschijnlijk ontleend aan lectuur van de samensteller. Al zit er ook origineel materiaal tussen. Zo tegen folio 100 is de taal nog voornamelijk Nederlands, begint het steeds meer over man-vrouw verhoudingen te gaan, en wordt de inhoud langzamerhand ook scabreus en dubbelzinnig. Een aantal spreekwoorden etc. pende ik over tijdens mijn vervangende dienst op het Drentse Rijksarchief. Die notitie vond ik net terug. Een greep uit de inhoud:

“De Westpheelse maagden vertrecken niet uit haar landt of sij moeten eerst afgestoken syn.”

“Beschaamde vrijers maacken onbeschaamde vrijsters.”

“Vrijers leugen is een vrijsters troost.”

“Vrouwen ooren hebben geern smeeckende galm van strijckende monden.”

“De jonge maagden moeten van geen schaapshoofden”, haanekammen, hasekoppen, ofte vette palingen eten, anders worden sij quaataardig, ende vallen ligt op den rugge, of stooten sich swaarlijck, of lijden heijmelijck gebreck. Dat waar jamer!”

“Vrijsters liegen, als sij neen voor jaa seggen.”

“De man is eerst van de aarde geschaapen, daarom hij deftig, gestadig en gronthoudend is. De vrouw is van been gemaackt uyt den man, waarom sij lichter blijft genegen ’t kakebeen te rammelen.””

“Ick heb in mijn broeck een Cardinaal met een roode kappe, indien gij daar dichte bijkoomt, hij sal opstaan ende doen sijn reverentie.”

“Cierlijck in de kaamer. Reinlijck in de keucken, Zedig op de straat. Schamich in ’t spreecken. Is prijswaardig int vrou geslacht.”

“Leent mij u ruige mutse wat mevrouw, opdat ick se over mijn kale kop treck.”

“Drie dingen moet men doen, of sij doen haar selven: staat maaken, dochter uithylken, en aars veegen.”

“Dree vroedvrouwen, 3 besteedsters, 3 waschters sijn 9 coppelersen.”

“Sij is so puriteins, al waar sij om d gesintheit uit Engelant geweken.””

“Sulke edele tijdverdrijff sei de maagt en had bij d knechten gelegen.”

“Een schoone juffrou is het paradijs van het ooge, de hel van het gemoet, het vegevier van de buil.”

“Trouwen int hoy is moy, maar in de kerck is euwig werck.”

“De liefde die is uit mijn hert in de broeck gekropen, en die wijsheit uit mijn hooft gelopen.”

“Daar is geen lieffelycker spel voor jongelieden als het spel van schuiftrompet, het ticktackbort dient men nochtans niet te vergeten.”

“Ick ben lang geweest te Parys
En heb daar gestudeert als Scholaris
En veel gelesen in Libris
En weet dat het waar is
Dat een meisjen de boven vijftien jaar is
Op de buick niet sonder haar is”


Plaats een reactie on “Oud citatenboek in een Norger huisarchief”

  1. Irene schreef:

    Zo zie je maar weer dat die oudespreekwoordenmakers ook geen bal verstand van vrouwen hadden.


Geef een reactie op Irene Reactie annuleren

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.