De Kweekschool, minst elitaire ijsbaan van de stad

Op 25 maart 1875 werd in Groningen een ijsvereniging opgericht, waarvan de naam een pedagogisch doel aangaf. Degenen die aan de wieg stonden van de nieuwe club beoogden…

“door het houden van harddraverijen onder de jeugd van 11 à 16 jaar den lust in het schaatsenrijden op te wekken en hare kracht en vlugheid daarin te helpen bevorderen.”

De Kweekschool was de tweede ijsclub van de stad. Anders dan de eerste, de ‘IJsvereniging Groningen’, opgericht in 1862, kende de Kweekschool geen ballotage voor nieuwe leden. Ook de contributie verschilde. Moest men bij de wat meer elitaire club maar liefst een rijksdaalder per jaar lidmaatschapsgeld betalen, bij de Kweekschool vroeg men slechts een gulden.

Ondanks die “zeer geringe” contributie bleef het ledental van de Kweekschool ver achter bij dat van de andere club. Telde de ijsvereniging Groningen omstreeks 1900 zo’n 1200 leden, de Kweekschool had er toentertijd slechts 377. Debet aan dit lagere ledental was ongetwijfeld het gegeven, dat de Kweekschool heel wat langer dan die andere club heeft moeten wachten op een eigen ijsbaan.

Een eigen accommodatie kreeg de Kweekschool pas 43 jaar na haar oprichting. Voordat het zover was, organiseerde de vereniging haar schaatswedstrijden op het toenmalige kanaal tussen het Damsterdiep en het Boterdiep. Het ging, de doelstelling indachtig, vooral om wedstrijden voor “jongelieden” van elf tot zestien jaar oud, overwegend van het mannelijk geslacht, waarbij de winnaars gouden, zilveren en nikkelen horloges met inscripties ontvingen, die hier en daar misschien nog wel als erfstuk bewaard zijn.

In 1918, het jaar van de wapenstilstand, kreeg de Kweekschool de beschikking over een flinke lap weiland, waarop men eindelijk een echte ijsbaan kon gaan aanleggen. Het perceel lag aan de oostzijde van het Winschoterdiep, in de opstrek achter café Bolhuis (later Topper), ongeveer op de plaats waar zich nu de Griffeweg bevindt. Voor de aanleg, het beheer en de exploitatie van de nieuwe ijsbaan riep de club een Naamloze Vennootschap in het leven.

Hoewel de directeur van gemeentewerken de keuze van het terrein “niet gelukkig” vond, omdat hij in de omgeving een haven voorzag, verstrekte de gemeente toch de benodigde vergunningen. Al gauw werd er achter de erven aan ’t Winschoterdiep oz. een sleuf gegraven voor o.a. de buis die water uit het diep moest aanvoeren. Verder wierpen arbeiders de wallen op die de contouren vormden van een ovale baan van 250 meter lang en 75 meter breed. Op de westelijke kop van de baan, achter café Bolhuis, verrezen houten bouwsels: een grote “ijstent” met veel ramen, een kaartcontrole-gebouwtje, plus enige “privaten met waterplaatsen” (urinoirs), die allemaal onmiddellijk moesten worden afgebroken als de gemeente dat wilde.

Op 1 februari 1919 opende men de nieuwe baan met een kortebaanwedstrijd (over 160 meter) voor mannen. De hoofdprijs was 300 gulden, een groot bedrag in die dagen. De “snelste rijders” van het noorden waren dan ook van de partij. Draaiorgel en fanfare-orkest luisterden de wedstrijd op. Een en ander gaf een dermate “grote drukte” van allerlei schaatsers en andere belangstellenden, dat er scheuren in het ijs kwamen, waardoor water op de baan gulpte. Het bestuur staakte om deze reden, en ook omdat het er niet meer tegen kon werken, al vroeg in de middag het aannemen van nieuwe leden.

Wat betreft de wedstrijd: de Groningers deden aanvankelijk niet onder voor de Friezen. Snip van Sebaldeburen reed in een van de eerste ronden Slager van Wolvega eraf in de snelste tijd van 15,7 seconden. Toch zou Snip in het eindklassement het onderspit delven. Dikkerboom uit Oudehaske ging er vandoor met de hoofdprijs.

De finale, die na zes uur plaatsvond, werd verreden onder elektrisch licht, een blijvertje op de baan van de Kweekschool, die in de jaren twintig en dertig nog menige wedstrijd zou organiseren. Voor jongens, als voorheen, maar ook voor meisjes, mannen, vrouwen en paren.

Bij een tweetal bijzondere wedstrijden wil ik even stilstaan.

In het elfstedenjaar 1929 zette de Kweekschool iets zeldzaams op touw, een wedstrijd voor paarden en arresleden, die een lovende bespreking in de krant kreeg:

“De vrolijk door het winterzonnetje beschenen baan leverde een schitterenden aanblik op met de keurig opgetuigde paarden en de vroolijk beschilderde arren. Helder klonken de bellen van de rustig dravende paarden.”

Remulus van J. Roggen uit Groningen won de eerste ritten, maar werd in halve finale wegens springen gediskwalificeerd en sleepte zodoende slechts de vierde prijs van 25 gulden in de wacht.

Meestal had de organisatie van schaatswedstrijden een goede pers. Een enkele keer werd er echter uit een ander vaatje getapt. Bijvoorbeeld door die scribent van het Nieuwsblad van het Noorden, die in februari 1922 een wedstrijd ‘op de Kweekschool’ voor vrouwen bijwoonde. Nu was het in die dagen überhaupt nogal beroerd gesteld met de ijskwaliteit en daaraan ontkwam ook de gewone baan van de Kweekschool niet. De reporter noemde deze een “verzameling van hobbels en bobbels, kuilen en scheuren” Hij schreef:

“Bij het berijden of bestrompelen van wat men hier met benijdenswaard optimisme een baan noemt, voelt men zich een ontdekkingsreiziger, die elk oogenblik kan stranden. En er strandden er dan ook heel wat; nu hier, dan daar zag men iemand een leelijke tuimeling maken, tot men verstandiger werd en zich om de wedstrijdbaan schaarde…”

Die wedstrijdbaan was, in tegenstelling tot de gewone baan, wèl “goed berijdbaar”. Er kwamen 24 vrouwen aan de start, voor driekwart uit de provincie Groningen, al zouden Friezinnen met de prijzen aan de haal gaan. Sommige dames hadden zich een enigszins aerodynamischer outfit veroorloofd, waarvan ’s Nieuwsblads commentator allerminst gecharmeerd bleek:

“…het rijden door vrouwen in wollen onderkleeren moest als motief tot echtscheiding in ons wetboek worden opgenomen.”

Hij maakte brandhout van de organisatie en de politie:

“De leiding van den wedstrijd was onzeker; er scheen bij het neemen van beslissingen nu niet bepaald eenstemmigheid onder de heeren te heerschen en de wedstrijd tusschen Gelske Brouwer en Hillegien Helder werd zelfs te vroeg afgebroken, doordat het publiek de touwafsluiting rond den baan verbrak en afstormde op de prijswinster, ofschoon er strikt genomen nog één rit moest gedaan worden. En dat ondanks de politie, die op allesbehalve tactvolle wijze juist de menschen van de wedstrijdbaan wilde verwijderen die er moesten zijn en toeliet wie er niet thuis behoorden. Men late bij voorkomende gelegenheid dergelijke organisatorische talenten liever achter de bureaukachel tot ontplooiing komen.”

Hoewel de Kweekschool een algemene Groninger instelling was en haar bestuurderen, om nog even op ’t thema organisatie & personeel door te borduren, gewoonlijk kwamen uit de hogere burgerij en de gezeten middenstand van de stad, zat er bij tijd en wijle ook wel eens een doodgewone Oosterpoorter tussen. Rond 1930 bijvoorbeeld melkboer Henk Mannes aan de Cubastraat (later Middenstraat), die kinderkaartjes voor de ijsbaan verkocht (of weggaf). Seizoenskaarten waren weer te koop bij Robaard, die een sigarenwinkeltje aan de Veemarktstraat dreef. Veel Oosterpoorters moeten via deze adressen de weg naar de Kweekschool hebben gevonden. Menige Oosterpoorter zal op deze dichtstbijzijnde en minst elitaire ijsbaan van de stad ook het scheuvelen hebben geleerd.

In 1939, het jaar van de mobilisatie, staakte NV de Kweekschool de exploitatie van de ijsbaan om onbekende redenen. Een voetbalvereniging nam het terrein en de opstallen over.

Dit is een ingekorte en bewerkte versie van een verhaal dat eerder in wijkkrant De Oosterpoorter verscheen. Helaas kon ik de plaatjes die erbij hoorden
niet terug vinden. Met dank aan Thijs Boekema en Willem Lok voor het aandragen van gegevens.


2 reacties on “De Kweekschool, minst elitaire ijsbaan van de stad”

  1. Martijn de Wijk schreef:

    Een in ’95 (uit m’n hoofd, het zal er een paar jaar naast zitten) gesloopt blok huurwoningen aan de Griffeweg leek zo ongeveer in ’40 gebouwd. Het is maar een aanname, maar voor precieze data hebben we jou toch? 🙂
    Grenzend aan de Griffeweg is in ’39 een nieuwe versie van de ‘Bonte Brug’ gelegd.
    Kan het zijn dat een herinrichtingsplan voor het gebied de oorzaak van het verdwijnen van de ijsbaan is geweest?

  2. Gelkinghe schreef:

    @Martijn,
    Nee, dat denk ik niet.
    Het café Bolhuis (later Topper)lag precies op het Griffetracé aan de oost- of overkant van het Winschoterdiep. Daarachter lag de baan. Het café was een groot vierkant pand, met een laat negentiende-eeuws uiterlijk, dat pas medio jaren negentig gesloopt is. (Oorspronkelijk stamde het uit de vroege achttoende eeuw, toen het nog ’t Wapen van het Oldambt heette.)


Geef een reactie op Gelkinghe Reactie annuleren

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.