Fietsende dienstboden en juffers

Geplaatst op 19 januari 2009  a

Rond 1900 was de fiets nog een elitair ding. Al begon dat wel wat te veranderen. Kostte in 1896 een nieuw rijwiel nog 200, 300 gulden, industriële import uit de VS was goedkoper: ca. 125 gulden. Maar ook in Nederland kwam de massafabricage op gang, waardoor in 1899 de prijs al gezakt was tot 90 gulden. Daarnaast kreeg je steeds meer fietsen op de tweedehandsmarkt, en kon je ook een fiets op afbetaling kopen. En zo mocht Jan met de Pet er dan langzamerhand aan gaan denken.

Anne-Katrin Ebert, die in de bundel ‘Fatsoenlijk vertier‘ de bedragen noemt, geeft ook cijfers voor de verbreiding van de fiets in die tijd. In 1899 bezat één op de 53 huishoudens een fiets, in 1904 was dat er één op de 24, en in 1912 één op de 9. Na de Eerste Wereldoorlog, toen die opmars onstuitbaar verder ging, gold de fiets niet langer als luxegoed.

Dat was het voor 1900 wel geweest. De fiets was toen nog voorbehouden aan dat deel van de gegoede en liberaal gezinde burgerij dat zich spiegelde aan Engelse sportsmen. Je had er ook nog een speciaal Engels sportpakje voor nodig, om te fietsen.

Bij de ANWB, nog bij uitstek een club van zulke lieden, heerste enige zorg over het feit dat de fiets financieel binnen het bereik van het plebs dreigde te komen. Zo was een bestuurslid in 1900 verontwaardigd dat er inmiddels dienstmeisjes fietsten. In de damesrubriek van het ANWB-orgaan De Kampioen kwam ene Cosmopolita weliswaar op voor het recht van dienstbodes om te mogen fietsen, maar hoon was haar deel:

“…waar moet het nu heen, als men haar toestaat evenals mevrouw of de dochter des huizes te gaan wielrijden? Is het niet bijna de zekerste weg om die zucht naar opschik, en vooral naar meer schijnen te zijn, aan te wakkeren. en wat is het gevolg? […] Het meisje komt door de beoefening van den sport in kennis met heeren, in plaats van met jongelieden van haar stand, ze zal zich langzamerhand te goed achten voor meidenwerk en zich volkomen den pas afsnijden om eenmaal een eenvoudige werkmansvrouw te worden.”

Het fietsen van dienstboden zou op die manier zelfs tot prostitutie kunnen leiden.

Het stuk van Ebert sloeg ik weer even op, omdat ik in de NvhN-rubriek ‘Noorder Rondblik ‘van 3 april 1968 de herinneringen tegenkwam van de 82-jarige Gezina Hofstede, alias opoe Geessie. Ze woonde in Overschild. Op haar vijftiende, dus in 1901, was zij dienstbode geweest op de boerderij van de weduwe Kuil bij Overschild. En daar leerde ze fietsen:

“Bij wed. Kuil waren drie jongens en die hebben mij het fietsen geleerd. Met de rokken aan kon je op die fiets niet rijden. Daarom gooide ik mijn rokken uit en moest in mijn onderbroek op de fiets. Nu, dat was een feest hoor. Vooral de dorsmachinekerels bleven er naar staan kijken en hadden er schik in. De boerendochters konden het echter niet best hebben dat een arbeiderskind het fietsen leerde. Ze spraken er schande van. Vooral hadden ze een grote mond over mij vanwege het feit dat ik er in de broek op zat. Maar ik was er voor in de gelegenheid en ik wilde het graag leren. Een broek die ik erover aan kon trekken bezat ik niet. En als men graag iets wil leren, moet men er wat voor over hebben.”

Ongetwijfeld waren de honende woorden in de De Kampioen de boerendochters uit het hart gegrepen. Niet dat ze er echt iets tegen konden doen, maar als ze het hadden gekund zouden ze een stokje hebben gestoken voor de sociale proliferatie van de fiets.

Soms kwamen dochters uit de bovenlaag van de bevolking ook wel fietsend in mindere buurten en hadden ze wegens het een of ander ongeluk de hulp van arbeiders nodig. Dat leverde dan verhalen op als dit, uit de Winschoter Courant van 6 september 1894:

KONICA MINOLTA DIGITAL CAMERA

Ik denk dat de scène van de juffrouw die op de kop in de sloot lag nog menigmaal in dit buurtje is opgerakeld.


5 reacties on “Fietsende dienstboden en juffers”

  1. It is aai schreef:

    Erg goed stuk, Gelkinghe!

    Het is wel mooi dat het als een probleem wordt gezien dat een dienstmeid tijdens het fietsen met heren in contact zou komen en het dan misschien wel hoog in de bol zou krijgen, maar dat diezelfde dienstmeid overdag bij het werken in het huis van diezelfde heren niet verwaand zou worden. Ok, daar moesten ze werken en gehoorzamen, maar de suggestie wordt gewekt dat de nabijheid van heren de dienstmeid al arogant en hoogmoedig zou maken!

  2. thea schreef:

    Wat een interressant stuk is dit en wat ben ik blij dat ik in deze tijd leef.

  3. Wieneke schreef:

    In je onderbroek fietsen leren. Kon Gezina nu niet van een van die mannen een (over) broek lenen? Of zou dat nóg veel schandelijker zijn geweest? 😉

  4. Jasper schreef:

    Die bovenstaande fiets is wel bijzonder. Een kettingloze fiets – met cardan-aandrijving. De ketting won op gegeven moment omdat dat gemakkelijker was te vervangen en te onderhouden en de cardanas toentertijd voor veel wrijvingsproblemen zorgde. Tegenwoordig door smeermiddelen en materiaalkeus is een cardanoverbrenging helemaal geen slecht idee meer en is er in Nederland weer een firma die cardanasfietsen maakt. (beixo) en die zijn best spectaculair om te zien. Geen smeer aan de broekspijp, niet meer een pijp in de sok of een knijper er op.
    Jammer dat ze zo duur zijn.
    Ik herinner me dat ik uit logeren ging bij mijn neef, als tienjarig knaapje. Ik mocht een toertje op zijn nieuwe racefiets maken. Niet gewend aan handremmen en met een veel te hoge snelheid kwam ik aanjakkeren maar ging het schuurtje in die ene bocht niet opzij voor mij… Resultaat: geschaafde schouder en een kapotte knie. De fiets was gelukkig nog heel.


Geef een reactie op Gelkinghe Reactie annuleren

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.