Veenkoloniale scheuvelgeschiedenissen
Geplaatst op: 26 februari 2009 Hoort bij: Geschiedenis 3 reactiesLucas Harms van Westerbroek, waarschijnlijk een herbergier, had het in weerwil van een gerechtelijk verbod aangedurfd, “een silvere zweep op schaatsen te laten verrijden”. Het zag er slecht voor hem uit. Hij kon geen volledig aannemelijke excuses aanvoeren, en wilde graag dat de Ambtman van Selwerd en Sappemeer met de hand over zijn hart zou strijken. Op 25 februari 1763 veroordeelde de Ambtman hem tot een daalder boete aan de Armen van Westerbroek. Dat viel mee. De gerechtskosten, die Lucas ook moest betalen, waren waarschijnlijk heel wat hoger.
Dit gevalletje – de oudst gedocumenteerde schaatswedtrijd van Groningerland – vond ik vandaag bij toeval. Eigenlijk zocht ik naar wat meer gegevens over een ander gevalletje schaatspret, maar dan uit 1771, dat in Huppeldepup jaargang 2005 voorkomt met een aangifte door de schulte van Sappemeer:
“Doe UEdHW te weten dat vriedag den 15 Febr: 1771 door scheuvellopers een weddeloop is gehouden, waar van daags te voren Geert Gnodde contracten had geschreven op wat uiren tot 3, 4 touren was bepaalt, de hoofden en anvoerders zijn vele geweest en wel voornamelijk Geert Gnodde en Frerik Bour in Sapmeer, de lopers of partien was voornamelijk de appoteker H. Heres met veel schippers volk die tegen hem liepen, dog alle de appoteker sjokkeerden en zoo veel drank inpresten dat stabel dronken was, en zodanig gevallen op ’t ijs dat Berend Roelfs zeide ’t gezien had dat hem dogte niet levendig weer zoude opstaan en hem grouwelt had, dat spil langer an te zien, en ’s avons de apoteker gekwets en heel bezopen verscheiden sterk na huis gesleept, zoo dat in alles zoo baldadig ’t er zoo is heergaan, dat er elk door ’t carspel van te zeggen weet, ook in ’t huis van Derk Ruiter in Sapmeer daar de vergaderinge was nog slagerie voorgevallen van Moses Samels en Jan Ottes etc. die hier van konnen getuigen, zijn Aaldrik Hes, Epke Tammes, Roelf Geerts en Hindrik Franzens en meer andere etc.”
In het ene geval, dat van 1763, is er sprake van een zilveren zweep, normaal de prijs bij een harddraverij met paarden. Of er bij die Westerbroekster schaatswedstrijd gegokt werd vertelt het vonnisje niet, maar je zou het kunnen veronderstellen. In het andere geval is er een ‘wedloop’ met vooraf opgestelde contracten en met als voornaamste lopers apotheker Heres en veel schippers. Die schippers drongen de Sapmeerster apotheker zoveel drank op, dat hij stapeldronken werd. Hij viel op het ijs, het griezelde mensen toe, ze dachten dat hij op de plaats dood zou blijven liggen. ’s Avonds sleepten ze de apotheker aan zijn armen en benen naar zijn huis toe, in de kroeg kwam het nog tot een handgemeen en heel Sappemeer kletste naderhand over de enerverende gebeurtenissen.
Helaas vond ik geen andere stukken bij de aangifte van de Sappemeerster schulte. Maar beide gevalletjes samen riepen weer een opmerking uit de Winschoter Courant van 15 februari 1895 in het geheugen op:
“Een schaatsenrijder, nl., zich van zijn krachten bewust, met een hoog gevoel voor eigenwaarde, hangt in de ‘jachtweide’ (gelagkamer, HP) zijn schaats op. Een bepaalde som wordt tegelijk genoemd. Die den handschoen opneemt, dwz de schaats afneemt, stort dezelfde som en een wedstrijd beslist dan, wie overwinnaar en daardoor eigenaar van het geld wordt. En dat niet altijd een kleinigheid bij zoo’n weddingschap gemoeid is, kan hieruit blijken, dat dezer dagen nog te Musselkanaal, door twee personen, om ƒ 40 gereden werd.”
—
Met dank aan A.K. voor het attenderen op het Sappemeerster verhaal.

Mooie vondsten. Zoals een Groningse tegen een Friese boer zou hebben gezegd:
“Ja, ’s winters hebje mooije feisten,
Je vreten, soepen dan, as beisten
En gooit mekaar de trappen of
Ja jong, dat strekt joen land tot lof.
Zoo asje ’t is krek veir jaar leden,
Na ’t leste scheuvellopen deden!”
)naar De Postwagen, 1823, p. 9)
In januari 1809 waren er in Groningen en Zuidbroek wedstrijden om gouden oorijzers. In Leeuwarden namen toen ook vrouwen aan de wedstrijden deel, wat volgens dagboekschrijver Halsema veel opzien baarde. Dat gebeurde in onze provincie in elk geval in Delfzijl, 1838. Volgens Onnekes (1885) werd er in het Oldambt vooral om een aantal kannen heetbier of punch geschaatst, als iemand zijn schaatsen in de herberg ophing.
Ik vraag me af sinds wanneer schaatswedstrijden gebruikelijk waren. IJspret was natuurlijk al in de Middeleeuwen welbekend. In het beroemde verslag van het Oldersumer godsdienstdispuut van 1526, geschreven door Ulrich van Werdum, komt de uitdrukking voor:
“Wo danset hyr de Düvel op Schrittschon”.
Het ijspretschilderij was een geliefd genre in de Gouden Eeuw. Hendrick Avercamp schilderde er vele.
Bekend waren de Leekster takjes of Leekster Bloemen, die schaatsers uit Noord-Groningen en friesland als trofee uit De Leek haalden. Dit gebruik kwam in elk geval al in de tweede helft van de achttiende eeuw voor, maar de Groningse Volksalmanak van 1841 vermeldt al rond 1680 een schaatsenrit naar Leek. http://fy.wikipedia.org/wiki/Likeblom
@Otto,
De wedstrijd van Groningen 1809 ken ik uit de Groninger Courant. Er zijn ook archivalia, meen ik. Beno Hofman deed er iets mee.
Schaatswedstrijden: in zie op Vlaamse em Hollandse wintergezichten uit de zestiende en zeventiende eeuw nooit wedstrijdjes, wel veel gezwier van paren.
@Gelkinghe,ik ben druk met m’n familiegenealogie bezig en waar kom ik al googelend terecht? Inderdaad bij dit stukje van jou waarin Frerik Bour een van de ‘hoofden of anvoerders’ is, in mijn genealogie komen twee Freriken voor die in die tijd leefden. Frerik Jans Boer of Frerik Jacobs Boer. De eerste acht ik het meest waarschijnlijk hij was schipper (in 1737 olderman van het schippersgilde) later grutter (boekweitmolenaar) en boer. De andere Frerik was scheepstimmerman. Beide zijn telgen van een van de oudste katholieke families van Sappemeer.
Dit is weer een mooie aanvulling op mijn genealogie, dank dus!