Hoe de kale knikkers uit het stadsbeeld verdwenen

Geplaatst op 13 maart 2009  a

Ik las weer een heel aardig stukje van Stadjer, ‘Er zit de klad in kale koppen’, opgenomen in het NvhN van 5 september 1968.

Op dat moment hadden de confessionele studentenverenigingen – het katholieke Albertus Magnus en het gereformeerde VERA – het kaalscheren van aankomende eerstejaars afgeschaft. Alleen bij Vindicat bleef deze ontgroeningstraditie nog in zwang. Maar ook hier, wist Stadjer, zou het dit jaar wel voor het laatst zijn:

“Binnen Vindicat is er een hevige discussie geweest of de tondeuse nou wel of niet ter hand diende te worden genomen. Bij de stemming wonnen de pro-kalen van de antikalen die door de pro-kalen voor radikalen werden uitgemaakt.”

Het was maar met een hele nipte meerderheid geweest. Stadjer, zelf student, constateerde dat het er in de groentijd “steeds liever” aan toeging:

“Lichamelijk groenen is alom verboden. En dat houdt in dat je een groen niet meer door elkaar mag rammelen, vol verf mag smeren, of bij een trap neer mag gooien. Dat laatste mocht overigens nooit, maar bleek voor sommigen een aantrekkelijke hobby.”

Ook de aanspreektitel meneer voor ouderejaars was afgeschaft. De groentijd werd een introductietijd op voet van gelijkheid…

“Op straat zult u van de groentijd ook niks meer merken. Er wordt niets meer met tandenborstels opgemeten. En ook niemand zal u meer nederig vragen of hij uw tenen even mag natellen.”

Tot zover Stadjer. Archiefambtenaar Paul J., die ik het stukje liet zien, kwam dadelijk op de proppen met een copie van zijn eigen kale eerstejaars-knikker. Anno 1967 behoorde hij tot de allerlaatste lichting Albertianen die met de tondeuse te maken kreeg.


4 reacties on “Hoe de kale knikkers uit het stadsbeeld verdwenen”

  1. Niklas schreef:

    In mijn tijd heb ik verhalen gehoord van “feuten” die met een pispot en een tandenborstel de Grote Markt moesten aanvegen, of met een luciferstokje de Herestraat opmeten… Ik heb het zelf niet gezien, ook al was ik veel in de stad onderweg op de dienstfiets of met de handkar met collegeproeven.

  2. Eind jaren zeventig werd mij nog de veeljarige rechtenstudent aangewezen die een klap had gekregen van de laatste piano, die via het trappenhuis van Mutua Fides naar beneden werd gelaten. Voor die tijd gingen ze naar verluidt over het balkon.

    Was Vindicat tot midden jaren zestig een breed gezelschap uit alle maatschappelijke en politieke geledingen (behalve roomsen, cocksen en werkstudenten), tien jaar later was het corps al ingeëngd tot een voornamelijk conservatief gezelschap van jongens en meisjes, die bij het opbouwen van hun carrière of gezinsleven wilden blijven vertrouwen op de voordelen van maatschappelijke vangnet van ex-corpsleden in betere doen. Vindicat was toen al erg liberaal en Wiegeliaans, maar achteraf vrij gematigd en een beetje wereldvreemd. Ik herinner me een reportage van een vermomde onderzoeksjournalist die was binnengedrongen in de kringen van het (roomse) Nijmeegse corps, waar vrij extreme, bijna fascistoïde toestanden heersten.

    Een aantal kenmerken van het corps – niet van alle corpsleden – heeft me altijd mateloos gestoord. Allereerst de openlijke drinkcultuur en de grote aanslag op een normaal werk- en studieritme. Maar vooral ook de schijn van vriendjespolitiek en voortrekkerij van ex-corpsleden. Kenmerkend waren de eigenaardige privileges, waardoor Vindicat nog jarenlang zijn archaïsche publieke rituelen in het Academiegebouw kon voltrekken. Aan de andere kant waren dat ook de jaren, waarin wij – als linkse studenten – onze hand er niet voor omdraaiden het Academiegebouw te bezetten, als de regeringsmaatregelen van linkse dan wel rechtse kabinetten onze leiders niet aanstonden.

    Het eigenaardige corps-accent, een middel om elkaar snel als gelijkgestemden te herkennen, een accent dat een generatie geleden nog overal in Groningen te horen was, is gelukkig sterk teruggedrongen. De maatschappelijke acceptatie van vernederende en soms sadistische initiatierituelen is eveneens flink verminderd. Ook dat was dertig jaar geleden nog wel anders. Alleen de publieke dronkenschap en het luidruchtige gebral blijven storen.

    Met veel plezier heb ik een jaar lang als buitenlid deelgenomen aan de uitstapjes van een van de disputen. Maar met evenveen plezier denk ik terug aan een (puberale) tegenactie van linkse studenten, die onder het motto’ Vincicat plat’ stikkers plakten met opschriften als ‘Van bie-restafette tot kernwapenwedloop’ en ‘Aegir absenken’. Ik heb ergens nog een rolletje liggen – misschien iets voor de archieven van Vindicat? ’t Mocht niks kosten, het waren zelf gestencilde stikkers die eerst natgemaakt moesten worden. Niettemin had het een interessant effect: de productie van jaarclubstikkers ging – te zien aan het beplakken van verkeersborden en stoplichten – sinds dat moment drastisch omhoog.

  3. Veerle schreef:

    “dat het er in de groentijd “steeds liever” aan toeging”
    om vervolgens in het nieuwe millenium de meest afschuwelijke dingen boven te halen…

  4. Darknessnieuws schreef:

    Ik krijg opeens flashbacks naar de openingsscene van Soldaat van Oranje…


Geef een reactie op Otto S. Knottnerus Reactie annuleren

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.