De Veemarkt, in herinneringen van vlak na de sluiting

Geplaatst op 13 juli 2009  a

“Veel geschiedenis heeft de oude markt niet gekend. Geen mens heeft er ooit wakker om gelegen”, aldus Ed Figee. Maar toen de veemarkt eenmaal weg was uit de Oosterpoort, voelden “de trouwe marktgangers pas goed, hoe dierbaar dit stuk Groningen voor hen wel geweest is.”

Figee schreef deze taxaties op voor het eerste nummer van het gemeentelijke personeelsblad Pronkjewail, jaargang 1970, in twee stukken over de pas verhuisde veemarkt. Thema’s: de geschiedenis van deze gemeentelijke instelling, de horeca eromheen, de sfeer en de openbare orde.

Die geschiedenis blijft in eerste instantie beperkt tot wat faits divers. De op 11 oktober 1892 geopende veemarkt mat 17.000 vierkante meter, de aanlegkosten bedroegen ruim 235.000 gulden, en ze vormde een “aanzienlijke verbetering” vergeleken bij de oude constellatie op de Ossenmarkt en het Noorderkerkhof.

Volgens Figee besteedde geen krant aandacht aan de opening van de nieuwe veemarkt . Misschien dat de officiële opening later plaatsvond dan de feitelijke ingebruikneming?

Het marktgeld bedroeg in 1892 een kwartje voor een paard, twee dubbeltjes voor een koe en een stuiver voor een schaap. Daar kwam dan nog eens de helft bij voor het wegen.

Weldra reisden zelfs Hollandse boeren en veehandelaren naar de veemarkt in het verre Groningen. Zij zullen dan gebruik hebben gemaakt van de trein voor zichzelf en hun beesten. Tijdens het Interbellum nam het vervoer per vrachtauto een grote vlucht. Vlak voor de oorlog ging 75 % van de aanvoer al met vrachtwagens, in 1949 was dat toegenomen tot 90 %:

“Het was natuurlijk duidelijk, dat deze stroom veewagens onmogelijk bij de veemarkt geparkeerd kon worden. Er was geen ruimte”

Een economisch rapport uit 1950 achtte nieuwbouw urgent:

“De aanvoer van het vee werd steeds hoger, er moest met de ruimte geschipperd worden, de verkeerschaos was haast onontwarbaar”

Steeds nijpender werd het ruimtegebrek. Daarom ging de veemarkt over van de openstelling met zonsopgang op een openstelling eerst om 7 uur (1954) en later (1956) om 6 uur ’s ochtends. Zodat de aanvoer wat meer gespreid kon gebeuren

De veewagens arriveerden meestal ruim voordat de poort openging. In 1969 stonden de meeste er al om een uur of vijf:

“Het lawaaiige rumoer van de markt is tot ver in de nog donkere omtrek te horen.”

Ook in 1969 ging de veemarktpoort nog om zes uur open, terwijl de grootste drukte om acht uur alweer voorbij was. Veel Groningers moesten op dat tijdstip nog naar hun werk. Volgens Figee ging de veemarkt dan ook goeddeels buiten hen om. De werelden van stadjer en veemarkt stonden ver van elkaar af.

Met de opkomst van de vrachtwagen, omstreeks 1930, waren de eerste verhuisvoorstellen gedaan. Door de economische crisis en de oorlog werden die eerst op sterk water gezet, maar na de oorlog kwamen ze weer tevoorschijn. Eind 1964 viel het definitieve besluit in de gemeenteraad, al zou het nog tot eind 1969 duren, voordat de veemarkt in de Oosterpoortwijk echt dicht zou gaan.

Figee sprak met Arend Dirk de Groot (70) en diens zoon Rieks, stadsboeren van de Moesstraat, over veranderingen op de veemarkt. “De oorlog”, zei de eerste:

“…is eigenlijk het grote keerpunt geweest. Zeventig tot tachtig procent van de handel was in handen van joden. Dat zijn echte handelsmensen, zij maakten de handel levendig. Na de oorlog is dat veranderd. Slechts een procent of tien van alle handel werd toen nog maar door joden gevoerd.”

Zo herinnerde De Groot senior zich een kalverkoopman Marcus die elke keer de show stal.

Nog een verschil tussen voor en na de oorlog was, dat de handel voor de oorlog “veel langer” doorging:

“Om elf uur waren ze nog druk bezig.”

Zoals gezegd was eind jaren zestig om acht uur de grootste drukte al voorbij. Ook werd de handel anders van aard. Vroeger handelde men vooral in vet vee, voor de dood. Maar eind jaren zestig ging het slachtvee direct naar het slachthuis, en kwam er eigenlijk alleen nog gebruiksvee op de veemarkt.

Rieks de Groot voegde hieraan toe dat de boeren door de schaalvergroting in de landbouw minder tijd hadden om zelf naar de veemarkt te gaan, en daarom meer en meer via commissionairs werkten. Die uitspraak doet me een beetje onwezenlijk aan, net of Plan Mansholt eind jaren zestig al zijn beslag gekregen had.

Geplaatst op 13 juli 2009  b

Voorheen werden er ook niet veel handelaren rijk van de handel, kennelijk was dat in de jaren zestig anders geworden. Je zou hier een samenhang kunnen vermoeden met de alcoholconsumptie, want uit de stukken van Figee krijg je de indruk dat die na de oorlog aardig terugliep.

Het verhaal van De Groot senior dat de oorlog een keerpunt was, wordt in elk geval bevestigd door het teruglopende aantal café’s. Dat de dinsdaagse veemarktdag een “boerenzondag” was, met veel cafébezoek en borrels, moet dan bij uitstek voor de vooroorlogse periode hebben gegolden.

Net als de NvhN-reporter in 1965 ging Figee in 1970 langs bij Jan de Vries (65), eigenaar van “een van de bekendste cafeetjes aan de veemarkt”, te weten De Veehandel op Veemarktstraat 5. De Vries had zijn hotel op hetzelfde adres in 1965 al opgedoekt, “omdat ze nu allemaal met de auto komen (en ook daardoor minder borrels drinken)”. Voor Figee somde hij zijn vroegere hotelgasten op, mannen uit Leiden, Bodegraven, Aduard. Een heette Arie Poot. Of ook wel De Stomp, omdat hij een stijf been had.

’s Ochtends om half zeven zat Figee bij café Kok oftewel Marktzicht op Veemarktstraat 25. Dirk Kok (28) schonk op dat moment net zijn honderdste kop koffie. Deze caféhouder opende om drie uur al de deur voor chauffeurs van veewagens. Over zijn klandizie vertelde hij:

“Wij krijgen hier meestal dezelfde boeren en veehandelaren. Hier handelen ze hun transacties af, hier kletsen ze met elkaar. Vroeger was het veel intiemer: iedere boer had zijn eigen cafeetje, waar hij elke dinsdag zijn borreltje dronk. Tegenwoordig drinken ze minder jenever en des te meer koffie.”

Figee vertelt ons over de café-interieurs:

“Bepaald gezellig en comfortabel zijn die cafeetjes niet; er is meer gelet op het aantal mensen dat er kan zitten, dan op de gezelligheid. Maar dat kan de veehandelaar niets schelen. Hij komt er voor zijn werk, voor zijn collega’s, en niet om er luxueus te zitten; dat zou hij niet eens willen en niet kunnen, vanwege de “drek die automatisch mee naar binnen komt”.”

Volgens Figee leek het er heet aan toe te gaan tussen de veehandelaren en boeren, kerels die hun welgevulde portefeulles aan kettingen om de hals droegen. Maar caféhouder Kok noemde dat maar schijn. In zijn ogen waren z’n klanten geen geldwolven. Toen er een boer een beurs met 12.000 gulden verloor, zamelden zijn collega’s 7000 gulden voor hem in.

Er bestond dus onderling hulpbetoon. De vrijgevigheid strekte zich ook uit tot een vreemde eend in de bijt, de heilssoldaat Strabbing die al vijftien jaar lang iedere dinsdag in de café’s op de veemarkt collecteerde.

Geplaatst op 13 juli 2009  c

Over sfeer en openbare orde praatte Figee met Kruize en Dijksterhuis, van 1947 tot het eind de politie-agenten die een oogje in het zeil hielden op de veemarkt. Oud-brigadier J. Kruize, van 1947 tot 1957 in functie, was degene die de vervroegde openstelling van de veemarkt bepleitte:

“Er was ’s morgens vaak geduvel, wanneer marktmeester Muda de markt opende en het een dringen van jewelste werd om het eerste binnen te komen en het beste plaatsje in te pikken. Dan kon het er hard toegaan”

In zijn tijd was er “wel eens behoorlijk trammelant” geweest, zegt Kruize eerst. Naderhand komt hij daarop terug. Sporadisch deed zich een exces voor, merkt hij dan op, maar het ging nooit om iets ernstigs. In het algemeen heerste er een “prachtsfeer” op de veemarkt. Het was “een echte gezellige boel”. De mensen van de veemarkt noemt hij eerlijke lui, die fair waren tegen de politie.

Die eerlijkheid, daar kon Figee inkomen. Hij verbaasde zich erover dat er op de veemarkt voor tonnen verhandeld werd zonder dat er ook maar een kwitantie aan te pas kwam.

Kruize:

“In mijn tijd had je nog die echte veedrijvers ruwe bolsters blanke pit (…). Kreeg een koe de kolder in de kop, dan wisten zij de dieren altijd wel te pakken. Ook al kwam er eens een terecht op een bovenverdieping bij twee thee-nippende oude dametjes”

Dijksterhuis (62), die Kruize in 1957 opvolgde als veemarkt-agent, kon zich vinden in het oordeel van zijn voorganger. Alleen:

“Soms moest je wel eens met de knuppel zwaaien. Het kwam wel eens voor dat oude vetes in de cafeetjes werden uitgevochten. Dan moest je er even bovenop.”

Toch kon hij zich geen gevallen van openbare dronkenschap herinneren. Het was inderdaad not done om compleet in de lorum over de veemarkt te zwalken. Wel lag een boer eens een stevige roes uit te slapen in de caravan van de veterinaire inspectie, maar de mensen daar vonden dat dat maar beter geheim kon blijven voor zijn collega’s. Het was dus zeker niet een geaccepteerd iets. Iemand in al te kennelijke staat maakte zich tot de risée van het veemarktvolk.

Om nog even terug te komen op die ronkende vrachtwagens met loeiende koeien in het holst van de nacht, Volgens brigadier Kruize was de veemarkt een “ergernis voor degenen die er niets mee te maken hebben”. Nu zij eindelijk vertrokken was uit de Oosterpoort, zouden de omwonenden wel “een gat in de lucht springen”,

Foto’s: Cees Smit (1965)

Geplaatst op 13 juli 2009  d


8 reacties on “De Veemarkt, in herinneringen van vlak na de sluiting”

  1. Prof. Drs. G.B.J. VanFrikschoten schreef:

    Deze levende archeologische nieuwschierigheid moet men echt aan Harry over laten en aan niemand anders. Onovertroffen onbaatzuchtige verslaggeving. Zeldzaam.

  2. catthy schreef:

    Prachtig stuk historie

  3. klaas schreef:

    Iemand die het tot professor doctorandus geschopt heeft, heb natuurlijk altoos gelijk. Kakelvers in Stad in 69 ben ik een keer knetterstoont op veemarkt beland na een nachtje doorgaan. Man man wat n boudel was dat ja.

  4. Luc schreef:

    Ik zie Douwe twee keer op deze foto’s.Als kind woonde ik in de Rabenhauptstraat,waar Douwe regelmatig een kudde doorheen dreef op Dinsdag, richting Eelderwolde.De koeien waren soms niet gemolken en hadden gezwollen uiers.Ze loeiden van pijn en melk spoot bij iedere stap.Douwe heeft eens een ernstig ongeluk gehad toen hij in een veewagen zat die kantelde op de hoek Parkweg en Paterswoldseweg.Ik meen mij verder te herinneren dat er op de markt een aantal melksters waren die de aangevoerde melkkoeien molkten.

  5. Gelkinghe schreef:

    @Luc,
    Dat klopt, van die melksters. Na de verkoop van de koeien mochten ze die gratis uitmelken. Deze vrouwen woonden allemaal in de straatjes achter de veemarkt. Hun melk brachten ze naar de melkfabriek Lijmpff op de hoek van de Meeuwerderweg en de Van Julsinghastraat. In datt gebouw zit nu Super de Boer.

  6. Brimstone schreef:

    Mooi stuk geschiedenis. Ik kan me de veemarkt in het centrum van Leiden ook nog goed herinneren, ik kwam er graag als kind. Het moet dezelfde sfeer geweest zijn.

  7. Bernd hekert schreef:

    Wie heeft er nog foto’s van Veemarktstraat 25 en 25a – Hotel Marktzicht en omgeving ben op zoek voor mijn moeder die daar als kind (J.Durville) is geweest (opgegroeid) café was van haar opa C. Durville haar vader is mijn opa H.J. Durville, eerst smid, later orthopedisch instrumentmaker. Later hebben mijn oom en tante nog een tijd boven het cafe gewoond we hebben zelf daar geen foto;s van

  8. Siep Dekker schreef:

    Van 1959-1965 zat ik op de Jozefschool in de Polderstraat. Tussen de middag ging je naar huis voor de warme prak. Op de dag dat er veemarkt was kwam ik vaak te laat met en zeer boze vader als gevolg. Ik kon maar niet wegkomen van al die koeien, schappen, biggen, varkens, lammetjes, paarden e.d. Overal lag koeien-/ paardenstront e.d. Aan de kant langs de hekken van de markt Oosterpoortzijde stonden vrachtwagens, waarin/waaruit vee werd geladen. Ik herinner me de cafés waar boeren met grote portefeuilles met geldaan kettingen hun sterke drank dronken.
    Fantastische herinneringen.


Geef een reactie op catthy Reactie annuleren

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.