Doodslag op vriend om nalezing bonen
Geplaatst op: 28 augustus 2009 Hoort bij: Geschiedenis 1 reactieHet was een erg drukke tijd qua “korenmennen”, oftewel het inhalen van de oogst. Die vroege donderdagochtend de 21-ste september 1815 waren in de Stadspolder, op het land van boer Jan Heijes Meijer, de arbeiders bezig de bonen in het stro van dat land af te voeren. Twee staken het “bonenkooren” met hun vorken omhoog, twee anderen vleiden het spul op de wagen. Een eind verderop raapte de vrouw van een van de dagloners losse bonen op van het land.
Toen de eerste wagen vol was, kreeg de menner, de ongeveer dertig jaar oude Jan Pieters uit Nieuw Beerta, woorden met een andere arbeider, de circa vijftig jaar oude Hellenerus Luppens uit Bonda. Luppens was net begonnen aan het optasten van een andere wagen. Pieters kwam van de zijne af, schreeuwde “Ik zal die duvel de boter betalen”, greep Luppens bij zijn halsdoek, draaide die enigszins om, en schopte hem met de voet in het onderlijf, om hem daarna weer los te laten.
Het leek een efemeer incident, iets van verregaand voorbijgaande aard. Vrouw Luppens bleef een eind verderop onverstoorbaar haar bonen oprapen en kwam niet eens naar haar man toe. Pieters klom na het akkefietje weer zijn wagen op en reed deze gewoon naar de boerderij. En ook het slachtoffer ging door met zijn werk en maakte, alsof er niets gebeurd was, de tweede wagen vol.
Luppens klom ook zonder hulp de volle wagen op en mende deze eerst nog zelf. Maar tijdens de rit naar de boerderij begon hij over hevige pijn in zijn lies te klagen. “Hij heeft mij vast een breuk geschopt”, zei hij tegen zijn vrouw en een boerenknecht. Hij maakte zijn broek los en ze zagen inderdaad een liesbreuk. Zijn vrouw mende de wagen verder naar de boerderij.
Ongeveer op het middaguur kwamen ze daar aan. De boer en zijn vrouw hielpen Luppens van de wagen af en ondersteunden hem tot in het binnenhuis. Zijn eigen vrouw hielp hem daar naar bed.
Chirurgijn Roelfsema kwam over van de Nieuweschans en onderzocht de patiënt. Deze leed volgens de heelkundige aan een “merklijken Hernia Scrotelus” met “zigtbare tekens van uitwendige belediging”. Al eerder had Luppens een breuk aan dezelfde linkerlies, maar dit gebrek was “merklijk verergert” door de schoppen in zijn onderlijf. Toch was Roelfsema nog optimistisch. Zijn heelkunst kon dit vast wel verhelpen. De breuk was niet gevaarlijk, verklaarde hij.
Schout Geertsema, die vlakbij in de Stadspolder woonde, maakte daarom ook geen haast in deze zaak. Pas de 26-ste september, vijf dagen na de mishandeling, stelde hij een rapport op voor het gerecht. Juist op dat moment verslechterde de toestand van Luppens aanzienlijk. De liesbreuk ontstak en het ingewandsweefsel eronder stierf af. Mogelijk kwam er koudvuur bij. Luppens vrouw en kinderen, die constant bij hem waakten, zagen hun man en vader in de ochtend van het tiende etmaal sterven.
De Officier van Justitie gaf opdracht om Jan Pieters te arresteren. Die was een paar dagen na het incident nog aan het werk geweest op Meijers boerderij, had er ’s avonds zoals gewoonlijk gegeten en sprak er zelfs nog Luppens op diens ziekbed, maar vertoonde zich er daarna niet meer. Zijn vrouw verklaarde dat zij hem sinds de mishandeling niet weer gezien had. Waar hij uithing, wist ze niet. De huiszoeking bleef vruchteloos.
Op de procesbundel in het archief van het Hof van Assisen staat geen straf, zoals meestal. Pas jaren later is er een vonnis geveld, dat ik nog niet heb gezien. Maar of Jan Pieters zwaar gestraft is, lijkt me twijfelachtig. De Officier wist ook wel dat Luppens al eerder een breuk had, dat er geen opzet in het spel was, en dat Luppens dood geweten moest worden aan een tragische samenloop van omstandigheden.
Heb ik het nog niet gehad over het motief, of liever: waar de kwestie tussen Jan Pieters en Hellenerus Luppens over ging. Volgens collega-dagloner Anton Berends (45) hadden ze ruzie over het “nazamelen” van de losse bonen door hun vrouwen. Hij zei dat Jan Pieters…
“…de verstrooyde of op den grond liggende bonen door zijn vrouw wilde doen inzamelen in eene regte lijn over de helft van het land, terwijl Hellenerus deze inzameling (zoo als ook te Bonda de gewoonte was) in eene schuinsche lijn over de akkers wilde doen.”
Er waren, zo blijkt uit de woorden van de jongste getuige Meeno Oentjes (17) vier stukken land in een vierkant. Pieters wilde de vrouwen naar de lokale gewoonte “rechtdoor” laten inzamelen, op twee stukken naast elkaar, terwijl Luppens vond dat het land kruislings verdeeld moest worden, comform de gewoonte in zijn dorp Bonda.
Jan Pieters was normaliter “uitterlijk zeer bedaard” en men kende hem niet uit eigen waarneming als een driftkop. Er was vooraf ook geen sprake van haat of vijandschap tussen de twee dagloners. Volgens boer Meijer waren ze eerder altijd “goede vrienden, goede makkers” geweest.

@ Gelkhinge een typische Oldambtster combinatie van uiterlijke bedaardheid, en onderhuidse drift en kort voor de kop.
Ik herinner me een verhaal van Jurjen Vennema (een achterneef van mijn opa), een landarbeider in Meeden. Op een dag werd de boerderij van zijn boer opnieuw in de verf gezet. Jurjen werd gesommeerd om ook een handje mee te helpen. Daar was hij niet van gediend en riep: MOUTEN, MOUTEN, ik MOUT mor ain ding P….
Verder was hij de gemoedelijkheid zelve…….