Een handvol tichelaars

Jan-Willem Swane - Ruïne van veldoven in Ooij, Gelderland. Flickr cc.

Bij mijn verkenning van de Oldambster boedelinventarissen kwam ik ook een handvol tichelaars tegen. Een tichelaar was een ondernemer met een steen- en pannenbakkerij, in de achttiende eeuw doorgaans nog een vrij primitieve veldoven. In het lange zomerseizoen groeven ploegen gastarbeiders uit Lipsland klei in de onmiddellijke omgeving van het tichelwerk, vormden dit in houten mallen op vormtafels, stapelden de gedroogde vormelingen op een bepaalde manier met turf op in de oven, die ze vervolgens dagenlang vakkundig stookten. Er kwam heel wat bij kijken, bij het maken van bakstenen, Lees daarvoor maar eens het laatste nummer van Stad & Lande, dat helemaal over baksteen gaat,

A propos, dat handvol Oldambster tichelaars:.

De tichelaar Jan Jans, 1730
Plaats onbekend.
Had een behuizing met tichelwerk op eigen land, met daarbij voorraden gegraven klei, stenen en pannen, en turf. Maar het boerenbedrijf lijkt veel belangrijker voor hem en zijn vrouw. Verreweg hun grootste gewas is  boekweit, ze zullen dus wel dicht op het veen hebben gezeten. De inventaris is waarschijnlijk niet helemaal compleet, want de uitstaande vorderingen en eigen schulden ontbreken bijvoorbeeld. Juist aan zulke lijstjes kan je vaak alsnog een lokatie bepalen, als die in de aanhef of bij het vastgoed ontbreekt.

De tichelaar G.L. Scheltes, 1745
Opnieuw is de plaats onbekend. De naam zou wel eens vaker als Scheltens gespeld kunnen zijn.
Naast het tichelwerk als vastgoed is er sprake van groenland in Bovenburen bij Winschoten, en ongespecificeerd land in de Wupping en bij Bourtange. Vermoedelijk bevond het tichelwerk zich bij Winschoten.
Op deze inventaris staat ook een voorraad produkten van het tichelwerk:
– 50.000 bakstenen
– 40.000 pannen
– 9000 drielings (kleine bakstenen)

I. de Jonge, 1754
Plaats onbekend
Had een chirurgijnswinkel en was dus chirurgijn, ik denk in Winschoten (zie de volgende). Daarnaast bezaten hij en zijn vrouw nog een huis in de Pekela, drie kampen land genaamd de Kostverloren, al met al 5 deimt groot, en een klein stukje veenbouwte genaamd de Ketellapperie,
Bij het pan- en steenwark lagen deze voorraden:
– 60.000 gare bakstenen
– 40.000 pannen

De tichelaar Sipko de Jonge te Winschoten, 1774
Bewoonde met zijn vrouw een huis in de Witte Vrouwenstraat aldaar en had net als voorgaande (zijn vader?) een chirurgijnswinkel. Ook komt dit stuk onroerend goed bekend voor: een vierde part in een plantage bomen de Kostverloren genaamd, staande en gelegen bij de Hessenbril aan de vaart te Winschoten.
Het tichelwerk bevond zich te Winschoten aan de Trekvaart. Bij het tichelwerk lagen dit keer slechts:
– 6000 gare pannen

H.S. ten Have, tichelaar te Winschoten, 1810
Vermoedelijk hetzelfde bedrijf als de vorige vier, De bedrijfsvoorraad bestond uit:
– 15.000 pannen
– 25.000 stenen
– 2000 vloeren (vloertegels)
– 2000 esters (estrikken?)
Dit keer staat er de waarde bij. De pannen zijn getaxeerd op 300 gulden en de stenen op 325. Per 1000 zijn de pannen dus 20 gulden en de stenen 13. Pannen vormden ook een wat bewerkelijker product, denk ik. De vloeren moesten met elkaar 1000 gulden opbrengen, ze kostten dus 50 gulden de duizend. Dan kon je beter esters nemen. Die had je al voor 20.

Wat opvalt bij deze laatste inventaris is dat de voorraden pannen en stenen veel kleiner waren dan in 1745 en 1754. De productie van vloeren en esters was nieuw. Maar er werd ook nog op een andere manier aan assortimentsverbreding gedaan. Bij het bedrijf lagen 60 ton meelkalk en 30 ton veldkalk, tesamen 260 gulden waard. Achtergrond van de smallere core business en het bredere assortiment was waarschijnlijk de bouwcrisis in de Napoleontische jaren. Door de handelsboycot tegen Engeland en de Engelse suprematie ter zee kwam er nog maar weinig hout het land binnen. Zo’n crisis ging natuurlijk ook niet aan een tichelwerk voorbij.

Echt overdreven groot waren de voorraden nooit. Zeker niet als je het vergelijkt met de productiecijfers die steenbakkerijen omstreeks 1850 en 1900 haalden, respectievelijk 450.000 en 1000.000 stenen per bakseizoen. De oude tichelwerken waren relatief kleine bedrijven, meer ambacht dan industrie.

(De foto is van een veldovenruïne in Ooij, Gelderland, en werd gemaakt door Jan Willem Swane)


3 reacties on “Een handvol tichelaars”

  1. Irene schreef:

    Grappig, ik zag die foto en dacht, hee, dat ziet er in Groningen net zo uit als bij ons vroeger. Is het in Ooij. Ik woonde daar in de jaren ’70 vlakbij, aan de Bandijk.

  2. Gelkinghe schreef:

    @Irene,
    Die veldovens zagen er overal wel min of meer hetzelfde uit, al denk ik dat dit een bijzonder grote is. Dat hij mog bestaat is uniek, het was feitelijk mddeleeuwse technologie.

  3. Irene schreef:

    Ja, je mocht er dertig jaar geleden al niet meer komen, op dat terrein, maar we zijn er natuurlijk toch wel eens een kijkje gaan nemen. In onze tuin hadden we destijds een bijzonder fancy kippenhok bestaande uit allerlei typen stenen, in diverse patronen gemetseld, dat als proefhuisje voor de steenfabriek had gediend. Maar dat was wel wat recenter dan de middeleeuwen denk ik.


Geef een reactie op Irene Reactie annuleren

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.