‘Eene mishandeling van de hoge overheid’

Zoals verteld, moesten alle bedeelden in het oosten van Groningerland, die nog geen zestig jaar oud waren, vanaf 1781 een “teeken D” op de linkerarm dragen, en dienden de plaatselijke diaconieën (armenfondsen) ervoor te zorgen dat dit ook gebeurde. De maatregel had de bedoeling om sociale controle te mobiliseren, en daarmee steun van een armenkas minder aantrekkelijk te maken. Iedereen kon zo zien, wie een uitkering kreeg, en eventueel aanmerkingen maken op ongewenst gedrag.

Getuige rapportjes uit de jaren 1786-1788 werd de maatregel in de praktijk niet volledig nageleefd. Bijna overal in het Oldambt zat toen “de D wel op nieuwe, dog niet zo strict op de oude kleederen”. Voor een D op hun oude goed, moesten de bedeelden dat goed immers eerst inleveren. Iets waarvoor de meeste diaconieën terugschrokken.

Een uitzonderlijke model-diaconie, vertelde ik, was het kerspel Zuidbroek, dat indertijd ook Muntendam nog omvatte. Hier werd de maatregel wèl nageleefd, maar waarschijnlijk kwam dat ook doordat hier het ambtelijke machtscentrum van het Wold-Oldambt zat. Een andere factor, ben ik inmiddels achter, zou wel eens de berooide staat van de Zuidbroekster armenkas in die tijd kunnen zijn. De tering was er soms anderhalf maal zo groot als de nering, en in menig jaar moest er een buitengewone huis aan huiscollecte gehouden worden om het tekort aan te zuiveren.

Ik weet dat uit een diaconaal besluitenregister van Zuidbroek en Muntendam, dat loopt van 1778 tot 1804. Dit register laat ook mooi zien dat deze gemeente in 1784 nog niet alles op orde had, qua naleving van het Diaconiereglement. Op 20 maart van dat jaar bepaalde de kerkeraad bijvoorbeeld, dat alle armen, oud en jong, op straffe van intrekking van de uitkering bij de aanstaande voorjaarsmonstering aanwezig moesten zijn. Bij zo’n monstering keek men, of iemand ’s zomers nog wel werk kon krijgen, zodat hij of zij wat minder steun behoefde. Blijkbaar gaven de bedeelden eerder niet allemaal acte de présence.

Bovendien, zo bepaalde de Zuidbroekster kerkeraad, moesten de ondersteunden bij de monstering…

“…hunne rokken en buisjes aanhebben, tegen welken tijd de diakonen genoegzame letters D van blauw laken geried zullen hebben om daarvan één op den linker arm van ieder armen, zo wel op den hemdrook als bovenrok en buisje door twee kleermakers, daartoe verzogt, te laten najen (…) met bekendmaking, dat een ieder, die deze letters weg doet, ook van de diakonylijst zal worden afgedaan.”

In Zuidbroek en Muntendam zat er dus vanaf maart 1784 een D op de oude bovenkleding van de bedeelden. Bij de najaarsmonstering van dat jaar werd er op gelet of alle armen “de D nog dragen”. Je bent dan geneigd om te denken dat de maatregel zonder morren is doorgevoerd, maar dat blijkt toch niet helemaal waar. Volgens de besluitenlijst van 28 februari 1786 rees er namelijk enig verzet:

“Wierd door den Boekhouder ingeleverd een brief van Eza van der Tuuk aan hem geschreven, waarin dezelve weigert met haar man de Letter D op den arm te dragen, omdat zij als een gemerkt schaap bij hare vrienden niet durfde komen, en omdat de rijken dat teken hadden uitgedagt om den armen smaadheid aan te doen.”

Eza of Esa van der Tuuk woonde in Muntendam en was de vrouw van een Tjakke Jans, met wie ze in 1768 en 1771 twee zonen kreeg. De naam Van der Tuuk is die van predikantenfamilie, mogelijk ging het om een aan lager wal geraakte telg. In elk geval durfde Eza haar familie niet met goed fatsoen te bezoeken met die D op haar arm en voerde ze ook een sociaal-kritische reden aan, die je eerder eind negentiende eeuw zou verwachten, dan in de standenmaatschappij van eind achttiende.

Hoe dan ook, de kerkeraad pruimde haar weigering natuurlijk niet:

“De vergadering beschouwde dezen brief niet alleen als een blijk van onbetaamlijke stoutheid, maar ook als eene mishandeling van de Hoge Overheid, die het dragen van di[t] teken in haar reglement had geboden, en nog onlangs den Hr. Drost had geauctorizeerd om alle diakonyen van ’t Oldambt voor zig te ontbieden om onderzoek te doen of ook deze order wierde geobserveerd.”

De kerkeraad besloot unaniem…

“… dat de Boekhouder het onderhoud van deze personen zal inhouden en hen aanzeggen, dat hen niets zal gegeven worden, eer zij beiden op eenen zondag, voor- of na den middag, in den Kerkenraad zijn verschenen, om excuus over deze hooggaande stoutheid te verzoeken, met beloftenis om voortaan de D te dragen en zig jegens de Overheid en den Kerkenraad eerbiedig en ook ootmoedig te gedragen, gelijk het den armen betaamd.”

In eerste instantie voldeden Eza en haar man niet aan de eis. Het voorjaar en de zomer kwamen er aan, dan was er werk zat. Maar uiteindelijk moeten ze toch bakzeil hebben gehaald. Want op 27 november 1787 verscheen ze in de vergadering met het verzoek om 8 stuivers brood per week, een verzoek dat ingewilligd werd, terwijl de 5 stuivers weekgeld die ze sinds een paar weken kreeg, werd ingetrokken. Nergens staat expliciet, dat ze onder het juk doorging, maar het is heel moeilijk voorstelbaar dat de kerkeraadsleden deze vrouw gewoon haar zin hebben gegeven.

Bron: RHC Groninger Archieven, Toegang 339 (archief hervormde gemeente Zuidbroek, inv.nr. 34: “Protocol van ’t verhandelde in de maandelijksche consistorie van Zuidbroek en Muntendam ten behoeve van de Diakonij” (1778-1804).


2 reacties on “‘Eene mishandeling van de hoge overheid’”

  1. Marijke schreef:

    Goedenavond Harry,

    Ik heb je bijdrage op het Golden Peerd gelezen, met gemengde gevoelens bedank ik je daarvoor. Ik was al in een opstandige bui, die is alleen maar verhevigd door het lezen van jouw artikel. ’t Is maar goed dat ik niet in die tijd leefde, was wss. aan de hongerdood gestorven. Ik had “beloofd” vanavond niet meer op het Golden Peerd te posten, vandaar hier mijn reactie.

    vriendelijke groeten,

    Marijke

  2. Michel Doortmont schreef:

    Eza / Esa van der Tuuk (1735-1795) was een dochter van de Damster wijnkoper Lambartus van der Tuuk, die inderdaad lid was van de predikantenfamilie van die naam (samen met Venhuisen en Heidinga). De plotselinge verarming en sociaal-economische daling halverwege of in het derde kwart van de 18e eeuw is wat raadselachtig, maar geldt velen in de brede familiegroep. Curieus is dan het grote aantal onder hen dat wel goed kan schrijven, getuige de fraaie handtekeningen en bovenstaande brief. De sociale verworvenheid van behoorlijk onderwijs houdt men kennelijk.


Geef een reactie op Michel Doortmont Reactie annuleren

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.