Het tractement van de Tonneboeier
Geplaatst op: 14 april 2010 Hoort bij: Stad toen, Wadden 1 reactie
“De Tonnemeester zal van de Stad, sjaarlijks een Tractement genieten vijf en zeventig Car[oli] g[u]l[den], voor het opzigt over de zeekapen op de Engelsmansplaat, zo lange dezelve aldaar zullen staan, voor jeder sjaars veertig Car[oli] gulden, en vijftien guldens voor jeder kaap voor roeten en Teeren, het roet en Teer daar in mede begreepen, En daar en boven voor jeder zeeschip ’s jaarlijks voor Ton en baakengelt een gulden en tien st[ui]vers, voor ieder turfschip telken reise twee st[ui]vers, en van jeder schip dat de baakens op den Dollardt gebruikt ’s jaars ses st[ui]ver.”
Aldus artikel 17 van de Instructie voor de Stads Tonneboeier, zoals het Groninger stadsbestuur die in 1762 vaststelde. Er blijken dan twee stadskapen op de Engelsmanplaat te staan, die schippers waarschuwden niet te ver naar het westen af te dwalen, als ze vanuit de Noordzee het Groninger Gat instaken. De Stadstonneboeier of Tonnemeester had het toezicht op die kapen. Voor dat werk kreeg hij 80 gulden per jaar, voor het onderhoud 30, maar dan moest hij zelf wel zelf het benodigde roet en het teer betalen, waarmee het hout ingesmeerd werd.
Ik schat dat die Tonneboeier zijn werk redelijk goed betaald kreeg. Zijn vaste tractement bedroeg 75 gulden, met het geld voor de kapen maakte dat 185 gulden. Maar interessanter waren waarschijnlijk de inkomsten aan ton- en bakengeld: een daalder voor een zeeschip, een paar stuivers voor een turfschip. Ik meen me te herinneren dat een paar honderd zeeschepen per jaar de Groninger Noorderhaven aandeden, voornamelijk voor het laden van haver met de bestemming Engeland. Dat moet dan een paar honderd daalder hebben opgebracht. Op de turfschepen heb ik geen kijk, maar dat kan wel eens een beste vloot geweest zijn.
Daar staan uiteraard ook weer kosten tegenover, zoals aan een bemanning van vijf koppen. En aan de ervaren loodsen van Schiermonnikoog en Zoutkamp, die ieder voorjaar, als er weer open (ijsvrij) water was, de route moesten uitpeilen, voordat de Tonneboeier en zijn mannen hun steekbakens en tonnen konden uitzetten.
Net als de kleine kaap en de grote loopkaap op Schiermonnikoog werden de beide kapen op Engelsmanplaat in 1802 opnieuw gebouwd. In 1811 werden ze overgedragen aan het Franse Gouvernement. Nog weer later zal de landelijke Nederlandse overheid er wellicht zorg voor hebben gedragen.
Met dank aan Thijs Boekema
.

Die tonneboeier had je ook vanuit Dokkum voor de route vanaf de Lauwerszee naar Schiermonnikoog en Ameland. Een opvallende was Adriaan Penterman die dit rond 1710 een tijdje deed als man van Elisabeth de Flines. Zie het boek over haar dat een of twee jaar geleden bijna de AKO Literatuurprijs won. Voor 1700 waren vader en zoon Zuiderbaan tonneboeiers die in hun burgerwapen ook een boei met ketting afbeeldden. Als vele tol-gerelateerde baantjes kon je die baan vroeger gewoon ‘kopen’. Zie ook het oude kaartje van Schier en de betonning op cover van het blad van Heer en Feer: http://www.theerenfeer.nl/tijdschrift.html