Paal en perk aan de ganzen in het Oldambt (1685)
Geplaatst op: 22 april 2010 Hoort bij: Geschiedenis 3 reacties
“Gehoort het rapport van d’ E.E. Heer Presiderende Borgem[eeste]r Van Julsingha en syn Ed[el]h[eids] Assess[oren] dewelcke volgens apostille commissoriael gegeven op de remonstrance van de Ingesetenen en Interesseerden van Nieuwolda, Oostwoldt, Scheemder Hamrick en Wagenborgen hadden gebesoigneert en de Remonstran[ten] mondeling verstaen over derselven klaghten en doleances raeckende het groot getal van gansen, dewelcke van verscheiden particuliere huislieden te lande worden gehouden, waerdoor het gewas wierde afgegeten, en de Landen bedorven en onbequaem gemaeckt om vrughten te konnen draegen,
Om welcke voor te comen gaven welgem[elde] HH Gecommitt[eerden] in bedencken, of niet generalyck behoorde te worden verboden, dat niemant enige gansen soude mogen houden, tenwaer hij sestien deimbten landts in eigendom, possessie of gebruick was hebbende, en dat die geene dewelcke alsoo begoedt waeren, of meerder deimbten landts in eigendom hadden, possideerden of gebruickten, niet meer als een oude gent en twee geusen souden mogen houden, en geobligeert sijn deselve te korten of te knuijven, en op sijn eigen landen te weiden en waeren, dat voorts an jeder eigenaer of gebruicker behoorde te worden toegestaen om de vreemde ganssen, soo hij op sijn landt quam vinden weiden, vrijelijck te mogen dootslaen, sonder de minste breucke, En dat de eigenaers van sodane gansen daerenboven geholden souden sijn, om tot taxatie van d’Heer Drost de schade van gem[elde] gansen veroorsaeckt, te vergoeden, en te betalen,
Waer Over gedelibereert sijnde Hebbend’ HH Borgem[eesteren] en Raedt welgem[elde] Heeren Gecommitt[eerden] voor haer genomen moeite bedanckende sigh het gerapporteerde laten welgevallen, ende respective Ingesetenen en Intresseerden te lande geordonneert, om sigh hier nae sticteliyck te reguleren, sullende desen tot dien eijnde van de predighstoel in voorschr[even] Carspelen worden afgekundight, en geaffigeert.”
Aldus besloot het Groninger stadsbestuur op 13 maart 1685. Met andere woorden: voortaasn mochten alleen die mensen nog ganzen houden, die minstens 16 deimt (ruim zeven hectare) land in eigendom of gebruik hadden. En dan mocht het nog maar gaan om maximaal één volwassen mannetjesgans en twee vrouwtjes, die gekortwiekt moesten zijn, en op het eigen land moesten blijven. Mensen mochten vreemde ganzen op hun land doodslaan, zonder dat daar enigerlei boete op stond. Lieden wier ganzen op andermans land kwamen moesten de schade vergoeden, dit na een schatting van die schade door de Drost, de zetbaas van de stad in het Oldambt.
De maatregel werd in elk geval geafficheerd in, maar ook afgekondigd van de kansels te Nieuwolda, Oostwold, Nieuw Scheemda en Wagenborgen, waar bewoners nogal hadden geklaagd over het grote aantal ganzen dat sommige boeren hielden, waardoor het land kaal werd gevreten.

Edelheids Assessoren? Moet dat niet Edele Heren Assessoren zijn?
@Hans,
Nee, want de afkorting is Edh. en niet Ed.
Het probleem met de ganzen bestond reeds langer. In februari 1674 werd in het kerspel Oostwold al een reglement voor het houden van ganzen opgesteld.
Het reglement is te vinden in de Groninger Archieven, 1675, Hoge Justitiekamer, toegangsnummer 136, inv.nr. 610