Groninger sneuvelde voor de paus (1867)
Geplaatst op: 17 juli 2010 Hoort bij: Geschiedenis, Stad toen 3 reacties
Het is weinig bekend, maar in de jaren 1860 vochten 3181 Nederlanders als Zouaven in het vreemdelingenlegioen dat de pauselijke staat moest beschermen tegen de Italiaanse nationalisten onder Garibaldi. De Nederlanders maakten van alle 11.000 Zouaven bijna eenderde deel uit. Daarmee vormden ze de grootste natie onder de Zouaven.
In het register op de website van het Nederlandse Zouavenmuseum in Oudenbosch staan tien stad-Groningers. De oudste was Albert Meuge, die geboren werd in 1827 en dus al een eind in de dertig was toen hij de wapens tegen Garibaldi opnam. De jongste heette Kasper Jan Scholtens. Hij werd in 1845 geboren en moet dus om en nabij de twintig zijn geweest. Overigens waren alle mannen vrijgezel, want dat was een voorwaarde die de paus stelde aan de mannen die voor hem vochten.
Op het lijstje van de tien stadjers springt één naam er voor mij uit. Dat is die van Johannes Stephanus Crone, geboren op 24 november 1830. Volgens een internet-stamboom heette zijn vader Nicolaus Wilhelmus Crone en dat moet dan een oomzegger geweest zijn van de katholieke middenstander met dezelfde naam, die zich na de Bataafse revolutie van 1795 ontpopte als een radicale democraat. In 1798 was deze Nicolaus Crone nog ruim vijf maanden de machthebber van het voormalige Stad & Lande geweest. Bij de zuivering van het kiezersvolk ging hij grof willekeurig te werk. Nadat een gematigder putsch een eind aan het radicale regime maakte, ruimde deze Crone weer het veld en ging hij definitief naar Amsterdam, waar hij een functie bij de instelling kreeg die de zaken van Oost-Indië behartigde.
De radicaal-democratische en daarmee ultra-verlichte oud-oom had dus een achterneef, die het gewapenderhand voor de paus opnam. Katholiek zijn rond 1800 was nog heel iets anders dan katholiek zijn rond 1860.
De achterneef , Johannes Stephanus Crone, sneuvelde op 13 otober 1867 bij de slag van Monte Libretti. Met zo’n negentig andere Zouaven, voornamelijk Nederlanders, bestormde hij ’s avonds een op een heuvel liggend, versterkt dorp, dat door een overmacht van Garibaldisten bezet was. Met de andere gesneuvelden kwam Crone jr. in een massagraf terecht. Een half jaar later werd dit massagraf weer opengegraven. Volgens een bericht in het Weekblad van Tilburg herkende een overlevende kameraad hem dadelijk aan zijn knevel en riep: “Dat is Crone!”, waarop de opgravingsleider de slobkousen lossneed en zijn nummer 2298 vond. Door dat cijfer wist men definitief dat het ging om “den godvruchtigen Johannes Crone”. Hij werd gekist en met negen kameraden bijgezet in “de bevallige kapel van Onze Lieve Vrouw del Passo” aan de weg omhoog naar Monte Libretti. Moeder Crone in het verre Groningen kreeg nog een lok van zijn hoofdhaar toegestuurd.
In het overwegend protestantse Groningen raakte Crone al gauw vergeten, maar iemand die met hem in Monte Libretti sneuvelde, werd nog tot omstreeks 1960 diep vereerd, zowel op katholieke scholen als door de naam van de hoofdstraat in zijn dorp. Dat was Pieter Jong, “de held van Lutjebroek”. Als je de verhalen mag geloven sloeg hij veertien Garibaldisten met zijn geweerkolf de schedel in, toen zijn munitie op was geraakt.
Men had toen nog wat over voor de Paus!

Dat was dus zinvol geweld zeker?
@Wieneke,
Voor de Paus wel. 🙂
Ha Gelkinghe,
Ik wilde je net een verhandeling over P.J.Jong sturen, inclusief de geweerkolf (ik ken ook bronnen die zeggen: kanonskogel) tot ik je laatste alinea las.
Kleine aanvulling nog: de voetbalclub in Lutjebroek/Grootebroek heet de Zouaven. Frank en Ronald de Boer hebben daar leren voetballen.