Met de jongedames Modderman mee naar het zuiden (IV)
Geplaatst op: 13 augustus 2010 Hoort bij: Geschiedenis 4 reacties
“Van Arnhem reden wij des anderen daags den 10den Augustus over de heerlijke schipbrug over den Rhin naar het dorp Elst, ´t welk een fraaije kerk en tooren heeft, langs een puinweg naar het schoone dorp Lent bij Nijmegen gelegen het welk een frappante gezicht op die stad over de Rivier de Waal opleverd. Wij gingen met de Gierbrug over. Daar zijn op dezelve twee onderkamertjes, zeven schipjes wordende vastgehouden aan ankers.
In Nijmegen hebben wij de grootte kerk bezien die van binnen zeer net is en een zeer fraai orgel heeft, hetwelk door acht zwarte marmoren pijlaren ondersteund wordt. Dominé Harecarspel predikte juist. Ook bevond zich in de kerk eene zwarte marmoren graftombe van eene Geldersche gravin. Zij zelve was er bovenop afgebeeld.
Vandaar zijn wij naar het stadshuis gegaan. Eerst liet men ons het zeer bekende Nijmeegsche Raadsel zien, vervolgens toonde men ons een groot staand uurwerk dat op vijf onderscheidene plaatsen eene wijzerplaat had en altoos zeer juist ging. Wij hebben er ook zeer veel oude Romeinsche zwaarden gezien, onder anderen dat zwaard waarmede de Graven Egmond en Hoorne onthoofd zijn. Alsmede de stoel waarin Willem de Vijfde zat als er Landsdag gehouden wierd, waarop wij voor de aardigheid alle even in gezeten hebben. Ook een boek met de pen geschreven getallen alles voluit voor de drukkunst bekend was. Ook drie huispannen welke gebakken waren voor de Geboorte van Jesus Christus. Beneden in de muur waren steenen beelden die meest alle het hoofd af hadden en die de heidenen aangebeden hadden voor de geboorte van Jezus Cristus. Vervolgens hebben wij de Audiëntiezaal gezien daar in 1678 de Nijmeegsche Vrede getekend is ten tijde van Willem den derde die toen Koning van Engeland en Stadhouder van Holland was. Zijn afbeeldsel hong er benevens dat van de 7 Ambassadeuren, een van Rome, een van Holland, een van Engeland, een van Hanover, een van Pruissen, een van Rusland en een van Spanje.
Van het Stadhuis zijn wij naar het Valkenhof gegaan, hetwelk gesticht is door Carel de Grootte 300 jaren voor Cristus geboorte. Het is geheel van duifsteen, in alle vengstergaten zijn kruizen. Deze halve kapel is zoo vervallen dat er alle oogenblikken steenen afvallen. Van daar zijn wij naar de geheele Capel gegaan welke niet ver van daer staat. In deze Capel plegen zij bovenop de galerij al wandelende te zingen. Beneden staat het hoofd van Carel de Grootte. Eene ontelbare menigte kleine leitjes lagen ook aldaar benevens de houten machines van latwerk waarmede zij de Capel plegen te verlichten. Aan de buitenkant van de Capel was noch een soort van uitstek waerop de preker stond als de gemeente zoo talrijk was dat zij in plaats van in de Capel in de open lucht vergaderde. Op het hek dat naar het Valkenhof gaat stond: “Gij die zooveel schoons komt roemen, houdt U hand van loof en bloemen”. Verder stond er een bank die een superbe gezicht op de Waal had met dit opschrift: “Weet gij mij een plaats te noemen die op zoo veel schoons kan roemen”.
Vervolgens zijn wij naer de Belvedère gegaan en hebben boven op dezelve met de verrekijker de uitnemenste gezichten gezien. Van Nijmegen zijn wij gereden bijlangs Wieling door een zandweg die niet spoorde op Kranenborg, een klein, niet zeer mooi Roomsch stadje. Hier vroeg men ons of wij ook contrabande goederen bij ons hadden, doch deze vraag met neen beantwoordende, wenschet men ons verder eenen voorspoedige reize. Van Kranenborg gingen wij langs hooge bergen die de uitmuntenste gezichten opleverden naar Cleve. Wij stapten af in de Diergaarde, een zeer brillant logement daar het zoo vol was dat wij moeite hadden een paar vertrekjes voor ons te bedingen.
Eerst deden wij eene fraaije wandeling door het Bosch, beklommen den Sterenberg en vervolgens den Cleefschen berg op wier kruinen wij de heerlijkste gezichten hadden op Hoog en Laag Elten, de Nijmeegsche berg, de stad Cleef over welks huizen wij overheen zagen, de stad Emmerich en meer andre fraaije gezichten.
Des avonds wandelden wij naar de stad Cleef waar wij een zeer diepe put bezichtigden waaruit op een zonderlinge manier wegens deszelfs diepte water uit wierd geput. Er is ook een oud klooster waar noch twee monnikken in waren, doch klooster en kerk waren beide oud en vervallen. Op het hof zaten 400 galeislaven alle met kogels aan de beenen.”

We spreken tegenwoordig natuurlijk van een gierpont, wat hetzelfde betekent. Tussen Nijmegen en Lent heeft deze bijna drie eeuwen gevaren:
http://www.noviomagus.nl/Ansichtkaarten/Gierpont/GierpCat.html
De dames M. hielden er wel een moordend tempo op na, zeg. Maar leuk om alles wat zijn noemden even te bekijken.
Ik volg dit reisdagboek met veel plezier, en de vele links maken het mooi tastbaar. Ik vraag me echter af of de link naar het Gräfenthal klooster bij Goch terecht is. De dames schrijven dat ze “des savonds wandelden […] naar de stad Cleefâ€, en dat deden ze vanuit hun logement bij de diergaarde, dat ten noorden van het stadscentrum lag in de richting van Elten, waar ook de Drususput ligt. Van daaruit is het een paar kilometer lopen naar het centrum van Kleef. Naar het klooster bij Goch is het nog acht kilometer verder – heen en terug dus meer dan 16 km, waarschijnlijk zelfs ca. 20 km. Wat veel voor een avondwandeling, lijkt me. Ik denk dat de dames het Minoriten-klooster (Franciscaner orde) bedoelden, dat pal in het centrum van Kleef ligt/lag. Het is in inmiddels (deels) het Rathaus van Kleef geworden.
@Haren in foto’s,
Ik denk dat je gelijk hebt en ik heb de link daarom vervangen.
Met dank!