Hoe Godard in Uiterburen landde

Geplaatst op 9 december 2010  a

Tot de teksten die de DBNL begin deze maand online zette, behoren ook die in ‘De luchtballon van Godard en Kermisvreugde‘, een kinderboekje van een onbekende auteur dat in 1875 te Deventer uitkwam.  Net als het Prenttafereel is dit boekje compleet gescand in het Geheugen van Nederland te vinden, zodat je mag concluderen dat de DBNL nogal eens doubletten produceert.

Zoals uit de titel al blijkt, valt ‘De luchtballon van Godard en Kermisvreugde‘ in twee delen uiteen: enerzijds die luchtballon van Godard, anderzijds de Kermisvreugde. De kermis laat ik maar even voor wat ze is, het gaat me hier om de ballon. In drie plaatjes en drie maal vier kwatrijnen vertelt dat berijmde verhaal de opstijging, de reis over zee, en de landing van een luchtballon ergens in Groningerland.

Hoofdpersoon is de ballonvaarder Godard, wiens opstijging in Amsterdam plaatsvond. Godard had een paar betalende passagiers mee, met wie hij over de Zuiderzee vloog. Daar werden ze beschoten, zo leek het eerst, door een schipper, maar dat bleken naderhand losse flodders, bedoeld als saluutschoten.

Het interessantst voor ons is natuurlijk de landing in de provincie Groningen. Honderden mensen kwamen erop af, maar het boekje geeft geen vleiend portret van ze, want de “domme boeren” stonden maar stom naar “het wonder” te kijken. Enkelen riepen ook nog: “Daar valt de maan!” Bovendien stipt het boekje een botsing van culturen aan, want de “bedaarde landlui” accordeerden niet zo goed met de “kindren uit het hemelrijk” en hun “losse capriolen”.

Dat laatste maakte me nieuwsgierig, en omdat Godard kennelijk beroemd was en diens luchtreis werkelijk had plaatsgevonden, keek ik of de Leeuwarder Courant er misschien berichten over had. En dat had ze, eind september 1874. Deze berichten kwamen zowel uit Meppel, als uit Appelscha en Zuidbroek, want in die laatste gemeente lag de landingplaats, welke in het boekje “Noorderwijk” heet. Met de data van de Leeuwarder Courant ben ik vervolgens wezen kijken in de Groninger Courant, die nog heel wat meer informatie bleek te bevatten.

De ballonvaarder, Eugène Godard (1827 – 1890), was inderdaad wereldberoemd. Samen met zijn broer trad hij rond 1850 al op als aeronaut, waarbij die broer acrobatische stunts uithaalde aan een trapeze die onder hun heteluchtballon hing. Eugène was met zijn ballon al meermalen in Canada op toernee geweest, nam Jules Verne een keer mee in zijn mandje, werd door Napoleon III benoemd tot ‘keizerlijk aeronaut’ en onderhield tijdens de omsingeling van Parijs in de Frans-Duitse oorlog een postdienst over de hoofden van de verbaasde Duitsers heen. Godard, kortom, was een held.

Hij deed niet één, maar twee luchtreizen vanuit Amsterdam. In het boekje zijn deze samengevoegd. Bij de eerste afvaart, op 19 september in de tuin achter het Amsterdamse Paleis voor Volksvlijt, waren “duizenden en duizenden toeschouwers” aanwezig, waarvan er vele op daken en in torens zaten. Zo ongewoon was een bemande ballonvaart nog. Bij de eerste reis werden de saluutschoten gelost, die afkomstig bleken van Geert Boer, een beurtschipper van Assen op Amsterdam. Deze ballonvaart eindigde in Blankenham, op de oostelijke oever van de Zuiderzee.

Bij de tweede vaart, op 24 september 1874, gingen G. Verschuur en A. baron de Vos van Steenwijk mee als royaal betalende passagiers. De Vos, een jurist, kwam uit een Drents geslacht en woonde in Leiden. Het was echter vooral Verschuur die van zich zou laten horen.

Opnieuw zweefde de ballon op een noordoostelijke koers over de Zuiderzee. Om ongeveer half acht ’s avonds kwam hij vrij laag voorbij het Friese Steggerda:

“Velen, die het ongewone verschijnsel zagen aankomen en niet het minst idee van een luchtballon hadden, sloeg de vrees om het hart, en sommigen meenden, dat hun laatste uur geslagen had, te meer toen zij hoorden, dat er op een hoorn geblazen werd, ’t geen zij in verband bragten met het blazen op de bazuine ten jongsten dage.”

Via Kleinemeer bereikte de ballon Zuidbroek, om te landen in Uiterburen, want dat was de werkelijke naam van het Noorderwijk uit ’t kinderboekje. In diverse kranten deed Verschuur verslag van de landing:

“Eene vrouw, die het gevaarte had zien aankomen en stilstaan en natuurlijk aan den ondergang van den wereld dacht, ging op hol en riep enige toeschietende opgezetenen der gemeente en zoo stonden wij te midden van een twaalftal mensen, die ons in een schier onverstaanbaar patois met vragen overstelpten.”

Een van die omstanders was de rentenierende landbouwer in ruste E.B. Botjes. Hij bood de hongerige luchtreizigers een maaltijd aan, en ook logies voor de nacht. Wat ze aannamen, omdat het al aardig donker begon te worden en er in Uiterburen geen hotel, laat staan een Frans consulaat te vinden was.  In Botjes’ keuken “die tevens als salon en salle à manger diende”, kregen ze koffie, een stuk roggebrood en een paar eieren…

“…en toen werden wij gestopt in twee bedsteden, Godard in de eene en de Vos en ik in de andere. Ik vergeet nooit het gezigt van Godard, toen men hem zijn slaapplaats aanwees: “Dites donc, monsieur Chose, vous aller me flanquer dans cette armoire?” vroeg hij….” (Zeg me, meneer Dinges, gaat u mij in deze kast stoppen?)

De mannen sliepen kort, en waren om vier uur ’s ochtends alweer bij de ballon die ’s nachts voor ze bewaakt was. Ze lieten er het gas uit lopen en begonnen met het inpakken. “Geheel Uiterburen”, aldus Verschuur,

“…was naar de plaats gesneld, ieder gaf zijne opmerkingen ten beste, en hoe deze was (sic), laat ik aan de appreciatie mijner lezers over. Eene vrouw, mij ziende, liep weg en zeide tot eene andere: “Die lange is ook met duvelsding metkommen”.”

Bij hun gastheer Botjes dronken de heren nog een kop koffie en aten er nog een laatste plak roggebrood,

“…toen de hebzucht van die lieden zich op de meest onverholen wijze zou openbaren. “Jelui zult ons toch zeker goed betalen”, klonk het uit den mond der vrouw en Botjes zong een refrein op het liedje zijner gade.”

De luchtreizigers gaven het afgesproken tientje, maar dat vonden Botjes en vrouw niet genoeg. De vrouw ging dwars in de deur staan, moreel ondersteund door Botjes die opmerkte dat hij op veel meer geld gerekend had, “Wij duwden”, schrijft Verschuur,

“…met die zachtheid waarop de schoone sekse altijd aanspraak kon maken, mevrouw Botjes op zijde, en verlieten eene woning waar wij gedacht hadden echt-Nederlandsche gastvrijheid te zullen genieten en waar wij zoo waren teleurgesteld. Men zeide ons later dat wij nergens in de buurt slechter hadden kunnen aanlanden.”

Vlak na hun neerkomen beloofde een dankbare Verschuur nog aan Botjes  diens naam in de kranten te zullen vereeuwigen. Hij hield woord, zij het in negatieve zin en wijdde zelfs nog een stukje poëzie aan de Uiterbuurster landbouwer in ruste:

“Neen, Botjes, uw glorie zal nimmer verdonk’ren,
Al moet ook uw lichaam vergaan,
De ster van uw roem zal alle eeuwen doorflonk’ren,
Uw werk en uw naam blijft bestaan.”

Omdat Verschuurs verslag in alle belangrijke Nederlandse kranten verscheen, zette hij Botjes voor de hele natie te kakken. Maar Botjes liet dat niet op zich zitten, en schreef een ingezonden brief naar de Groninger Courant, met verzoek aan andere kranten om dit epistel over te nemen. Volgens Botjes had de zaak zich heel anders toegedaan. Hij gispte de “vuile ongemanierdheid der reizigers”:

“Met de beste bedoelingen heb ik hun gastrijheid aangeboden. (…) Het bleek mij evenwel dat de heeren in een zeer opgewonden toestand verkeerden en zich nog te goed deden aan de cognac die hunne flesschen vulde.”

Botjes vertelt dan dat de aeronauten met hun vuile laarzen en kleding nog aan gingen liggen op de “zindelijke bedden (ingerigt zoo als hier in de provincie algemeen is)”. Onder invloed van de cognac gingen de heren blijkbaar ook niet erg voorzichtig om met de nachtspiegel:

“Dat het ’s morgens bleek, dat ze met hun vuilnis hadden omgespat en op deze wijze een verpestende lucht in mijn huis bezorgden.”

De bedden moesten geheel verschoond worden, dat was de reden waarom Botjes de heren niet gratis liet gaan, zoals hij eerst nog van plan was geweest, maar ze een rekening presenteerde voor het logies en alle “beschuiten, roggenbrood, eijeren, Brunswijker worst, frissche melk, kaas en koffij”. Botjes ried ieder “fatsoenlijk huisgezin” aan om de heren geen onderdak te verschaffen:

“Welligt heeft dat boven lucht en wolken zeer veel invloed op hun geestvermogen, en indien zulk een geestestoestand wordt aangewakkerd door spirituosa als zij gebruikten, dan worden het rare snaken, dat heb ik bij ondervinding. Bij mij kunnen zulke heeren nooit weer overnachten en het geschrijf in de couranten van een der medereizigers verklaar ik voor onwaarheid en lasterlijk.”

Tot zover de botsing der culturen tussen de “bedaarde landlui” en de “kinderen uit het hemelrijk”. Volgens een neutrale waarnemer, die geen van beide partijen kende, had Verschuur er inderdaad verkeerd aan gedaan om Botjes “als een oneerlijk man voor ’t gansche Nederlandsche publiek ten toon te stellen”. Wellicht was er best iets aan te merken op Botjes, maar de luchtreizigers hadden hem “op onedelmoedige wijze” behandeld:

“Zij hadden uit die hoogere gewesten, waarin zij zweefden en waaruit zij heelhuids nederdaalden, wel iets beters kunnen medenemen dan een pen in spotzucht en sarkasme gedoopt.”


7 reacties on “Hoe Godard in Uiterburen landde”

  1. boomkruiper schreef:

    ‘Onverstaanbaar patois’ 🙂 :)) Wat een heerlijke uitdrukking!

  2. Niklas schreef:

    Prachtig verhaal! Dan is het toch een voorrecht om zo gemakkelijk toegang tot archieven te hebben!

  3. Gelkinghe schreef:

    @Niklas,
    Die krant is voor iedereen gratis raadpleegbaar bij de Groninger Archieven. De enige drempel, denk ik, zijn de eventuele reiskosten.

  4. Roodoorn schreef:

    Mooi verhaal!
    Godard had waarschijnlijk de ‘pech’ geland te zijn in een streek waarin vrijpostig bon vivant gedrag niet snel serviel door de vingers werd gezien 😉

  5. Niklas schreef:

    @Gelkinghe: dat was wat ik bedoelde, en de reistijd…

  6. Ballonvaren schreef:

    Is dit boek nog makkelijk te vinden?

  7. Gelkinghe schreef:

    @Ballonvaren,
    Zoals u uit de eerste en derde link kunt opmaken staat het boekje compleet online. In zo’n geval heb ik er zelf weinig behoefte aan om het nog te verwerven. Ik weet niet of het nog gemakkelijk te vinden is, ik zou denken van niet, omdat ik alleen de twee institutionele meldingen vond. In het algemeen verouderen kinderboeken ook snel en worden dan en masse weggegooid. Maar u kunt natuurlijk regelmatig googelen op de titel, en kijken of het alsnog bij een antiquariaat of een veilinghuis opduikt. Wat ook mogelijk is: een Google-alert instellen:
    http://www.google.nl/alerts?hl=nl
    U krijgt dan een melding zodra de tiel ergens op internet opduikt.


Geef een reactie op Niklas Reactie annuleren

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.