Lucas Trip en Drentse toestanden

Geplaatst op 28 maart 2011

Als de Groninger en Eelder dichter Lucas Trip in 1751 een arcadisch gedicht wijdt aan een ophanden zijnd huwelijk binnen de familie Alting, dan voegt hij er een aantal noten aan toe, om Drentse toestanden voor buitenstaanders te verklaren. En die noten zijn soms heel interessant, omdat ze gegevens bevatten die je nergens anders aantreft.

Boerekout, zoals Trips gedicht voor het aanstaande bruidspaar heet, is een dialoog tussen Elsje en Boschman. Elsje komt van Meppel, de plaats waar de bruidegom ook vandaan komt, en zij verdwaalt in de buurt van Eelde, waar de bruid nog woont. Daar ontmoet ze Boschman die deze omgeving op zijn duimpje kent. Voor een kus wil hij haar wel op weg helpen naar de bruiloft, waar hij toevallig ook heen gaat.

Als geschenk heeft Boschman een eiken knots voor de bruidegom mee, “een stuk der oudheid met een gesneden altaar en ineengevlochten handen”, dat de “vastheid der verbonden” symboliseert. Het heeft wel honderd jaar in de kast van zijn opoe gestaan. Voordien was het in Westerbork in gebruik bij stokleggingen (notariële overdrachten van onroerend goed). Je zou dit zo kunnen duiden dat zulke stokken in de achttiende eeuw al in onbruik waren geraakt bij “stokleggingen”, maar dat een enkel fraai exemplaar nog wel bewaard werd. Toen nog wel. Ik kan me niet herinneren er ooit een te hebben gezien en vermoed daarom dat er geen enkele meer bestaat, maar misschien vergis ik me.

Bij de knots van Boschman vindt Elsje haar eigen geschenk maar mager afsteken. Het is een bolronde stoet van nieuwe rogge, zoals Drentse boeren gewoonlijk aan hun landeigenaars of familieleden geven. Dit brood zit in een lap van Meppeler beddetyk, welke ze van haar oom meekreeg voor de bruid, die er straks kussens voor in de wieg van mag maken.

Boschman vindt Elsjes  geschenk wel mooi en laat blijken dat hij de bruid redelijk goed kent, althans qua uiterlijk. “Door haar fynen leest”, zegt hij, haar vurige ogen en lieftallige mond draagt Swana Francina Alting “de roem van schoone”. Ja,

“In all’ den maagden rei, die op het muurtje pryken,
heeft Vrieser kermis geen, by haar te vergelyken”

De verklarende noot hierbij:

“Het dorp Vries is by de Drenthen berugt (= beroemd HP) door zyn jaarmarkt, waar op gemeenlyk een groote toevloed is van ongehuwde boeremeiden, die veeltyds, wel opgesmukt, op den muur van het kerkhof zitten.”

Dit zeer aanschouwelijke beeld van een regionale huwelijksmarkt zag ik nergens anders. Uiteindelijk putten Elsjen en Boschman, die elkaar steeds aardiger beginnen te vinden, zich uit in zegenwensen voor het aanstaande echtpaar. Zo hoopt Boschman dat de zachte huisvrede de tent van de beide gelieven bekroont met eeuwig groene dennetakken. Opnieuw een noot:

“Schoon de eik het natuurlyk houtgewas van Drenthe is, hebben sommige liefhebbers van hofsteden en plantagiën sederd enkele jaaren denneboschjes aangelegd, met dien uitslag dat derzelver hout bekwaam gevonden wordt tot vloeren en andere timmeragie.”

Met andere woorden: medio achttiende eeuw was de denneboom nog relatief vreemd in Drenthe. In die tijd ontdekten bezitters van buitenhuizen de commerciële mogelijkheden.

Elsje wenst dat er “een school van zwaalfjes” (zwaluwen) zal vliegen en nestelen in de schuur van het bruidspaar. De hierbij horende noot verklaart. dat zwaluwen volgens de “bygelovigheid van eenige landlieden in deze gewesten” een zegen voor het huis zijn.

En terwijl Boschman het paar weiland met louter klaver wenst, en “uitgeleezen graan van volle kooren-airen” hoopt Elsje dat een “toverzang of eer een kwade hand” mag uitblijven, die het stremmen van de melk in de karn verhindert. Want, aldus noot nummer zoveel:

“De eenvoudigste gemeente pleegt veeltyds aan toveryevan oude wyven en nydige gebuuren toe te schryven, dat de melk niet wel botert in de kerne, of, zoo men zegt, de boter niet groot wil worden; ’t geen de ondervinding leert, dat door kwade kunsten, morsigheid of onoplettendheid veroorzaakt werdt.”

Dat de eer van het paar nooit gekrenkt wordt is de wens van Boschman. Waarop Elsje zegt:

“Nooit koom’ een vuile zeug’ u knorrend in den weg”

Vergelijk dit maar eens met ons spreekwoord: beren op de weg zien. “Hem zullen zwynen in den weg koomen”, de uitdrukking van indertijd, betekende dat iemand geen succes zou hebben. Zwijnen op je pad brachten ongeluk, dan kon je je weg niet vervolgen.

Bron:

Bruilofts-gedichten ter eere van den weledelen gestrengen heere Jan Alting, schoute van Meppelt, Kolder, en Nieuw-veen enz. en de weledele juffer, mejuffer Swana Francina Alting, in den egt vereenigd binnen Groningen den 18 van oogstmaand MDCCLI.
(pamflet UB Groningen, via de KB)


One Comment on “Lucas Trip en Drentse toestanden”

  1. Wieneke schreef:

    Dit is leuk, zeg. Je hebt gelijk… zo kom je een heleboel meer te weten.


Geef een reactie op Wieneke Reactie annuleren

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.