Jaagerslied (1799)

Jagertjes stelt u maar in ’t rond,
Ik zal u wat verhalen in een korte stond,
Ons patenten zyn hier al,                   bis
Wy maaken een bly geschal,
Wy verlaaten Groningen nu al,
Roep maar viva overal.

Wy hebben met vreugde zo meenig een nagt
By de Groninger meisjes doorgebragt,
Wy zyn jagers vol van moed,              bis
wy hebben verteert ons geld en goed
By die Groninger meisjes zoet
Wy verlaaten haar met spoed.

Grietje en Lysje is er voorwaar niet mis.
Daar haar zuster een van de grootste is
Die liet haar ’s avonds laat,                  bis
Zoenen op de straat
Van een jager maar van geen soldaat,
In de Bemtem straat.

Poppetje is er voorwaar niet bon,
Daar zo menig een Jager van ons battaljon,,
Heeft gehaald een kwaade naem          bis
By dat meisje wil verstaan,
En daar konnen wy het kryge gedaan,
Om de glaase in te slaan.

Wel Jager hoe spreek jy nu zo asstrant
Nu jy heb geblust jou minnebrand,
Met uw verlydende tong,                      bis
Heb geplukt myn magedom,
Jy gaat heen en komt nooit weerom,
Nu gy hebt geplukt myn blom.

Wel meisje dat is er voor jou wel bon,
Anders zou gy vergeeten ons braaf battaljpn,
Komt daar een kleintje van,                  bis
Wy stooren ons daar niet an,
Maake er een student tot vader van,
die het mentineeren kan.

Sa muzikanten wil de mars maar blazen
En wil de vaandels haalen gaan,
Breng ze met plyzier,                            bis
Voor ons bataljon alhier,
Wy vertrekken liever als blyve hier ,
Wy zyn jagers van plyzier.

Zo gaane wy de Scheerpoort uit,
En de meisjes leijen ons al voor uit
Zy hebben ons uitgely gedaan,              bis
Tot aan een dorp wil verstaan,
En daar moesten zy blyve staan,
Met haar oogjes vol getraan.

Dit “Jaagerslied’  vindt men in De vrolyke Nederlander, zingende met zyn incréable meisje de hedendaagsche liederen, een bundeltje dat anno 1799 te Amsterdam verscheen en waarvan het enige bekende exemplaar in de KB bewaard wordt. Helaas staat er geen melodie bij het lied, alleen dat het “op een aangenaame wijs” moet worden gezongen.

In het lied staan jagers – infanteristen die wat beter met wapens konden omgaan dan andere voetsoldaten en daarom werden ingezet bij snelle manoeuvres – op het punt van vertrek uit hun tijdelijke garnzoensstad Groningen. Met enig genoegen zien ze terug op hun veroveringen onder de vrouwelijke kunne aldaar. Ze hebben wat meisjes bezwangerd. en omdat ze niet wilden trouwen, leidde dat tot een slechte naam, die ze gewroken hebben door wat glazen in te slaan. Als de meisjes geen ongehuwde moeders willen worden moeten ze maar studenten als vaders aanwijzen, die kunnen zulke kinderen beter onderhouden dan jagertjes van plezier.

In het eerste en tweede couplet wordt Groningen duidelijk aangewezen als plaats van handeling. Vandaar dat Tjaard de Haan, die het lied in zijn Prisma-bundel Straatmadelieven (1957) opnam, gewaagde van “dit zo plaatselijke lied”. Van De Haan is bekend dat hij nog wel eens veranderingen wilde aanbrengen in oude lied-teksten. Ook in dit Jagerslied voerde De Haan wat wijzigingen door, de meeste puur redactioneel en volstrekt te billijken, alleen maakte hij van de Scheerpoort de Steenpoort. Een Scheerpoort bestond er indertijd niet in Groningen, en een Steentilpoort wel, vandaar wellicht. Maar als er dan toch geredigeerd moest worden in de richting van dat Groningen, zou ik er Heerpoort van gemaakt hebben, of liever nog: Herepoort.

Helemaal raadselachtig is de Bemtemstraat. Die bestond net zomin als een Scheerpoort, maar in tegenstelling tot de Scheerpoort valt er van Bemtemstraat nauwelijks iets te maken. Qua straatnaam komt Boteringestraat nog het dichtst bij, maar blijft dan nog heel ver weg. En in de Herestraat was er weliswaar een herberg met de naam Benthum (=Bentheim), maar die herberg bestond alleen in de eerste helft van de zeventiende eeuw, toen er nog helemaal geen jagers waren als leger-onderdeel. Bovendien is er, voor zover bekend, geen steeg naar die herberg genoemd. iets wat wel bij andere herbergen het geval was..

De verbastering en het raadsel in aanmerking genomen. zet ik mijn vraagtekens bij de toeschrijving naar Groningen. De couleur locale is te mager. Wellicht koos de – matige – tekstdichter alleen voor Groningen omdat het hem beter uitkwam. Dat de struise Groninger maagden en bloc voor jagers vielen, is dus tamelijk twijfelachtig. Hoe graag de jagers dat ook mochten geloven.


One Comment on “Jaagerslied (1799)”

  1. kor feringa schreef:

    Als je naar de staccato straatnaam kijkt zou er wellicht ook iets te zeggen zijn voor de Tingtangstraat. Het straatje leent zich bovendien goed voor de beschreven handeling.


Geef een reactie op kor feringa Reactie annuleren

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.