Naberplichten in Hoogkerk (1812)

Bij maire (= burgemeester) Franke van Hoogkerk kwamen in het voorjaar van 1812 klachten van ingezetenen binnen over “de gebrekkige regulering der buurtpligten bij sterfgevallen”. Daardoor konden die naberplichten niet worden afgedwongen bij sommige nalatigen. Reden voor de maire, om een reglementje op te stellen.

Zoals al het goede, bestond dit uit drie delen. De eerste afdeling regelde de indeling van de gemeente Hoogkerk in buurten, de tweede bepaalde wie tot wat verplicht was en welke sancties er stonden op nalatigheid, en in de derde stonden artikelen over het buurtbestuur, de inning en administratie van de boetes en de jaarlijkse potvertering.

De 113 huizen van de gemeente Hoogkerk werden verdeeld in zes buurten. Deze waren niet allemaal even groot, en waarschijnlijk speelden onderlinge afstanden tussen de huizen een grote rol bij de verdeling. De eerste drie buurten lagen in Hoogkerk zelf, en de vijfde in Leegkerk. Naast deze homogene buurten waren er twee heterogene: de vierde buurt strekte zich uit over Hoogkerk en Leegkerk, terwijl de zesde Dorkwerd omvatte, naast een drietal huizen in Leegkerk.

Bij ieder sterfgeval was de allernaaste naber verplicht om de drie verdere naaste buren in te schakelen voor het afleggen van de dode. Als iemand niet kon, moest de volgende buur invallen. Kon een huishouden niemand leveren, dan verbeurde dat 6 stuivers boete.

Een van de naaste buren moest de verste nabers van de buurt aanzeggen dat ze de dode moesten verluiden. Dit klokluiden gebeurde op de eerste ochtend na de sterfdag en duurde een half uur voor een kind tot twaalf jaar en een heel uur voor oudere mensen. Nabers die er niet aan meededen verbeurden 8 stuivers boete.

De allernaaste naber moest de doodskist bestellen bij een timmerman of kuiper. Als die de kist klaar had, haalden de zes naaste mannelijke buren het ding op. Als dit per paard en wagen gebeurde, dan diende de naaste buur met paard en wagen deze te leveren. Tegelijkertijd maakten de zes naaste buurvrouwen in het sterfhuis het doodshemd. Een dode man werd gekist door zijn buurmannen, een vrouw door haar buurvrouwen. Verzuim kwam in dit geval te staan op een boete van 10 stuivers.

Op de ochtend van de begrafenis lieten de acht naaste buren zich om 11 uur in het sterfhuis vinden om de dode naar de begraafplaats te brengen. Als dit per paard en wagen gebeurde, gold dezelfde regel als bij het halen van de kist. De vier buren die volgden op de acht naaste moesten het graf delven, en dat “in tijds gereed hebben”. Deze vier moesten gedurende de begrafenis ook de kerkklok luiden. Nalatigheid in dezen werd gestraft met een boete van 12 stuivers.

Drie van de vier naaste buuurmannen deden bovendien binnen drie dagen na het sterfgeval aangifte bij de maire, die tevens de ambtenaar van de burgerlijke stand was.

Bij al deze taken mochten de nabers vervangers sturen, dus kinderen of dienstboden, “mits een geschikt persoon zijnde”.

Weduwnaars hoefden alleen aan de mannelijke naberplichten te voldoen, terwijl weduwen alleen gehouden waren tot de vrouwelijke.

Alleen bloedverwanten tot in de vierde graad van de overledene waren vrijgesteld van deze naberplichten. Ook iemand die ziek was hoefde niet mee te doen of boete te betalen, maar dan moest de naaste naber wel op tijd van die ziekte op de hoogte worden gesteld, terwijl de ziekte ook “genoegzaam” moest blijken.

In elke buurt stelde de maire een buurtmeester en een opvolger voor de buurtmeester aan, die tot Hemelvaartsdag van het volgende jaar in functie zouden blijven. Op die dag trad de buurtmeester af en volgde de opvolger hem op. De buren kozen dan tevens een nieuwe opvolger uit de mannelijke gezinshoofden, met uitzondering van de “behoeftigen”.

De opvolger of bijzitter van de buurtmeester deed het zwaarste werk. Hij inde alle boetes en bracht die naar de buurtmeester, die er een administratie van bijhield.

De invordering van de boetes kon geschieden bij pandhaling. Als iemand dus niet kon of wilde betalen, dan werd er een stuk huisraad in beslag genomen, dat de debiteur dan tegen betaling van het verschuldigde bedrag weer kon inlossen.

Als de buurtmeester en zijn opvolger zelf niet bij een begrafenis konden zijn, dan moest een van de naaste buren van het sterfhuis aantekening van de verbeurde boetes houden en dat stuk naar de buurtmeester brengen.

Jaarlijks legde de buurtmeester op Hemelvaartsdag aan de hele buurt rekening en verantwoordiing af van de geïnde boetes. Dat mocht in zijn eigen huis, of anders in een “geschikt locaal”. Bij deze gelegenheid betaalden nieuwe buren ook hun 12 stuivers entreegeld – mensen die het wat breder hadden mochten meer betalen naar hun “genereusiteit”. Wat er dan in de pot zat aan boetes en entreegelden, konden de buren gezamenlijk en “in behoorlijke order” verteren.

Bij verschil van mening tussen de buren hakten de buurtmeester en zijn assistent de knoop door. Kwamen zij er niet uit, dan werd de kwestie voorgelegd aan de maire.

Binnen vier maanden was het zover en maakt de maire nog wat aanvullende artikelen.  Bij het afleggen kon het aantal opgeroepen naaste buren uitgebreid worden tot vijf. De boete op absentie bij het afleggen ging omhoog van 6 naar 12 stuivers. Kennelijk omdat de volgorde van de buren al eens discussie had gegeven, stelde de maire vast dat de nummers van de huizen hierin bepalend waren. Terwijl weduwnaars met meerderjarige dochters gehouden werden om deze in te zetten voor vrouwelijke naberplichten, en weduwen met zoons deze zoons moesten laten helpen bij mannelijke doden.

Bron: RHC Groninger Archieven toegang 1493 – Gemeente Hoogkerk, inv. nr. 1546:
Reglement op de “buurtpligten” (1812 ).


12 reacties on “Naberplichten in Hoogkerk (1812)”

  1. jaartal schreef:

    getwitterd …. MOOI verhaal!

  2. catthysplace schreef:

    In Zevenhuizen hadden de buurtschappen vroeger een noaberschapsboek waarin de plichten stonden beschreven en waarin ook werd bijgehouden wie wat wanneer had gedaan.
    Ooit heb ik van een oude buurman zo’n boek even in handen gehad. waar het nu is probeer ik te achterhalen

    • groninganus schreef:

      Ja, dat zijn belangrijke stukken, die eigenlijk niet bij een particulier maar in een archiefbewaarplaats thuishoren, beveiligd tegen brand, vocht, schimmel en andere narigheden.

  3. Dick Bolt schreef:

    Zeer interessant artikel, weer wat erbij geleerd, dank Harry voor het plaatsen

  4. Frans schreef:

    Harry, je bent kennelijk al aardig aan’t inburgeren daar 😉

  5. Wieneke schreef:

    Toch goed geregeld allemaal. Interessant om te lezen, Harry.
    En nu hebben we dan Yarden. Voor een eenvoudige uitvaart betaal je daar € 8000, zo hoorde ik op de televisie (bij Radar?).
    Grote goden, wat een dieventuig!

  6. Dwarsbongel schreef:

    Nou ben ik nieuwsgierig: was dat kerkhof op de plaats waar nu het kerkhof van Hoogkerk is? Of had elke buurt zijn eigen kerkhof? Je weet waarschijnlijk intussen wel dat dit soort aangelegenheden mijn interesse hebben.
    En ik vraag me ook af tot wanneer die regels golden: ik denk eigenlijk dat er in 1944 al andere gewoontes waren op het gebied van begrafenissen…

    • groninganus schreef:

      Het kerkhof lag nog in 1812 om de kerk heen. Rond 1850 kwam er een nieuw reglement, dat ik ook heb gezien, maar nog niet goed kan dateren. De naberplichten bij begrafenissen zijn overbodig geworden eerst door lijkwagenmverenigingen en vervolgens door begrafenisverenigingen. In 1927 was er allang een lijkwagenvereniging in Hoogkerk, en in 1935 allang een begrafenisvereniging. Maar Groningerland liep hierin wel voor op Drenthe, waar men langer vasthield aan de naberplichten. In 1940 werd in Havelte nog de stichting an een begrafenisvereniging afgestemd door de boeren, die het bij het oude wilden houden. In Staphorst werd het afleggen en begraven zelfs nog in der jaren tachtig door nabers geregeld.

  7. boomkruiper schreef:

    En wat te doen als je de pest aan je buurman hebt en je weet dat het einde nadert? Ontpligten? 😉

  8. Bert Visser schreef:

    Moi Harry,

    Mooi verhaal. In 1812 waren we met elkaar nog onderdeel van het Franse keizerrrijk. Het woord ‘mairie’ geeft dat al aan. Dat doet vermoeden dat de ook gemeentelijke regels uit die tijd best eens opgelegd zouden kunnen zijn door Lodewijk Napoleon, de man die destijds de zetbaas van Nederland was namens zijn broer.

    • groninganus schreef:

      Eh Bert, de hier tamelijk geliefde koning Lodewijk Napoleon is in 1810 al afgezet door zijn broer Napoleon, die ons land ten inlijfde bij zijn Keizerrijk. Overigens zijn deze Hoogkerker naberplichten zeker niet opgelegd door de Fransen, ze komen namelijk voor een groot deel overeen met naberplichten die in de 18e eeuw elders in Groningerland (bijv. Helpman, Beerta, buurten in de sdtad) van kracht waren. De Fransen hadden ook weinig belang bij dit soort lokale regelingen, die overigens vaak oudere, maar ongeschreven regels vervingen.


Geef een reactie op jaartal Reactie annuleren

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.