Leeksterbol trotseert Pinksterstorm

Volgens het KNMI waren het “de waarschijnlijk slechtste Pinksteren ooit”, die van eind mei 1860. Een zware zuidwesterstorm joeg met windstoten van 120 kilometer per uur over ons land, en omdat er grote schade was, richtte het KNMI naderhand een stormwaarschuwingsdienst op, een van de eerste ter wereld.

Iemand die zich ruim een halve eeuw later de Pinksterstorm nog levendig herinnerde, was Vredewoldius, de schoolmeester Cornelius Reijntjes  van Zevenhuizen. Hij maakte de storm als Hoogkerker schooljongen mee. In het Nieuwsblad van het Noorden vertelde hij het verhaal dat het opgestuwde Zuiderzeewater in Lemmer wel vijf meter hoger stond dan in Amsterdam. Op zee vergingen dan ook talrijke schepen, waarvan vele bemanningsleden verdronken.

Vredewoldius heeft ook een verhaal van wat dichter bij huis, over het Leekster beurtschip, dat juist die zondagochtend wegens de Leekster kermis een extra vaart vanaf de stad deed en dus pal tegen de storm in moest:

Des Zaterdagsavonds was het beurtschip van Leek op Groningen v.v., „de Leeksterbol” nog weer naar „de Stad” gevaren om de „wonnen vracht” te halen. Want het was in de Pinksterdagen kermis te Leek. De „wonnen vracht’ was de beurt, die men in de Pinksterdagen tusschen den gewonen dienst inlegde om marktbezoekers en kooplieden op te halen. Des Zondagsmorgens, dat was dus op den eersten Pinksterdag, vertrok „de Bol” om 8 uur van Groningen en kwam tegen 9 uur te Vierverlaten. Zooals wij zeiden, stormde het verschrikkelijk uit het Z.W. en het schip had het dus vlak in den wind. Langs het Hoendiep ging alles best; men had een goed paard voorgespannen. Te Vierverlaten kwamen er nog eenige kermisgasten bij. Evenwel — het aantal relzigers was niet groot.

Langs de Gave en de Munnikesloot moest men trekken in de lijn: maar men requireerde gauw eenige kooplieden, die in het ruim zaten en die graag tijdig ter markt wilden zijn. Zij hielpen de knechts een handje en zoo kwam men dan eindelijk om een uur of tien voor „het Meer.”

Zoo kalm als dit bij mooi bestendig weer kan wezen, zoo woest en ontstuimig was het nu. Men liet het schip aan lager wat drijven en overlegde wat er te doen stond. De schippers R. Koekoek en M. de Boer en de beide knechts besloten eindelijk tot het waagstuk om over het meer te laveeren. Alles werd daarvoor in gereedheid gebracht: de mast, die wegens het opvaren in den wind was neergelaten, werd opgezet en zeil en fok werden aangeslagen. Beide waren vooraf zwaar gereefd en in overeenstemming gebracht met de kracht van den wind; waardoor het gevaar van omslaan aanzienlijk werd verminderd. De deurtjes van „de roef” werden gesloten en schipper Koekoek verbood ten strengste aan de inzittenden om ze open te doen. Hetzelfde bevel ontvingen de lui, die „in het ruim” zaten. De luiken werden daar opgelegd.

De eerste gang bracht het schip natuurlijk aan den Drentschen kant. Daarbij helde het zoo verschrikkelijk, dat de glaasjes van de roef onder water zaten. Gelukkig weerstonden ze den drang ervan. Toen men op commando van den schipper overstag moest gaan en het vaartuig dus op de andere zijde kwam te liggen, rolden eensklaps in de roef een paar dames en 2 kinderen van hun zitplaats, die natuurlijk van laag in hoog veranderde. Het was in weerwil van. den angst dien men uitstond een komisch tafereel. Het schip stampte zoo geweldig, dat een der kinderen al gauw zeeziek werd.

Evenwel de schippers en hun knechts manoeuvreerden zoo dapper, dat ze bij den zesden gang voor het Lettelberter diep kwamen en de 7e bracht hen een goed eind in „den Hals van het Meer”. Nu was de strijd gauw gestreden. De lijn werd weer uitgegooid, eenige rappe gasten sprongen aan wal en met vereende krachten kwam men behouden en wel zonder verlies van menschenlevens en zonder averij te Leek aan op den gewonen tijd.

Een talrijk publiek stond bij de brug en op het tegenwoordige bootplein te wachten en bracht den schipper en zijn knechts een warme ovatie. Toen de tijd ongeveer aangebroken was, dat „de Bol” op het meer moest zijn, waren versscheidene ingezetenen naar den Schildhoek gegaan. Met huivering hadden zij het manoeuvreeren van het scheepje gadegeslagen en er waren er, die van angst wegliepen om den ondergang van het vaartuig niet te zien, zoodat in het dorp al gauw het gerucht liep, dat de geheele Leeksterbol met man en muis op het Meer was vergaan. Maar gelukkig liep alles goed af.

De kermis leed geweldig onder den storm, dat spreekt. Des namiddags waaide het zoo hard, dat van de groote kermistent van de familie Wery, die te Nietap stond, een massa planken wegvlogen onder het publiek en men de voorstelling moest staken, wijl er gevaar bestond, dat alles plat tegen den grond zou komen te liggen.”

Bron: Vredewoldius, ‘Een storm op het Leekstermeer’ (Uit Vredewold en omgeving XLVI), Nieuwsblad van het Noorden 3 februari 1914.


3 reacties on “Leeksterbol trotseert Pinksterstorm”

  1. boomkruiper schreef:

    Wat een contrast met de heerlijke Pinksterdagen die we dit weekend genoten 🙂

  2. Dick Bolt schreef:

    pracht verhaal, wat waren dat barre tijden, even van de stad naar Leek was er toen nog niet bij.

  3. Jan de Jong schreef:

    Wat weer een pracht stukje geschiedenis.


Geef een reactie op Dick Bolt Reactie annuleren

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.