Het mooiste plekje van Utrecht

Ik heb hier wel eens verteld hoe Amsterdamse herbergiers op een publiek uit Groningerland mikten door op hun uithangbord het wapen van Stad & Lande te voeren.

Op een A-lokatie in Utrecht, het Vredenburg, zat ook  zo’n herberg. Alleen hing daar niet het provinciale Groninger wapen buiten de deur, maar het stedelijk-Groningse. Wat als reden zou kunnen hebben dat de Utrechts-Groningse band vanouds wat hechter was, dan die tussen Utrecht en de Ommelanden.

In de Amsterdamse Courant van 24 september 1737 stond een advertentie, waarin deze Utrechtse herberg te koop werd aangeboden:

J. van der Schroef, Makelaer in Utregt, presenteert uyt ‘er hand te verkopen, om met den eersten May 1738 t’aenvaerden, een extra schoone en Neeringryke Huyzinge, zynde een van ouds vermaerde Herberg, met zyn annexe Stallinge voor 6o paerden, staende op het Vreeburg binnen Utregt, daer de stad Groningen uythangt, bewoont by Sr. Paulus van Riebeek.

Deze herberg had een redelijk grote paardenstal. Anders dan zijn Amsterdamse collegae mikte de uitbater niet op een publiek dat per schip kwam. Vlak voor de verhuismaand mei, toen de oude herbergier eruit ging en de nieuwe erin kwam,  bleek dat de oude een collectie rijtuigen te koop had, waarbij de directie van rijtuigmuseum Nienoord zich de vingers zou aflikken:

Jacobus van Bosvelt, Vendumeester in Utregt, zal op Woensdag den 9 April, ’s namiddags ten 2 uuren, ten huyze van Paulus van Riebeek, in ’t Logement daer Groningen uythangt verkopen, een Swemmer, 2 Kalessen, 2 Faëtons van zessen, een dito van vieren, een Koets-Wagen, een Fargon, 2 Chaisen, een Boere-Wagen, 4 Arresleeden, eenige Paerden-tuygen en Tomen , 10 Merri-Paerden van 5 tot 9 jaren; daegs te vooren te zien: Breder by Biljetten gespecificeert.

(Amsterdamse Courant 1 april 1738)


3 reacties on “Het mooiste plekje van Utrecht”

  1. Als je wat verder terug gaat, is de band tussen Groningen en Utrecht wel voor de hand liggend, Groningen viel immers feitelijk tot 1568 onder het bisdom Utrecht. Ook in de kapittels zaten enkele Groningers, zoals Johan Rengers van Hellum (ca. 1552-1608), die kanunnik van Sint Jan was, maar na 1585 een belangrijke rol ging spelen in de opstand als commissaris van de Staatse troepen in de Eemsmonding. Nog in 1582 behoorde hij tot de libertijns-katholieke gemeente van Hubert Duifhuis, vier jaar later nam hij deel aan het gereformeerde avondmaal in Utrecht.

    Abel Eppens had het niet op hem begrepen. Rengers had in zijn ogen te lang met de vijand geheuld en zou boven zijn stand leven. Hij schetst hem als een opschepper, die zich ‘costelicke myt wapenen, klederen und titel’ voordeed, gebruik makend van een adelstitel, die hij door aankoop van een landgoed in het Roergebied had verkregen. Ook ging hij volgens Eppens te vertrouwelijk om met kooplieden en schippers, die de blokkade van de Groninger kust wilden omzeilen, zodat corruptie voor de hand lag. Verschillende Oost-Friese predikanten waarschuwden vanaf de preekstoel niet met hem om te gaan, omdat hij “niet myt vromen dan myt sijn coepluyden terede”. Dat de oudgediende predikant Feito Ruari van Oldersum, de latere hoofdpredikant van Groningen, hem toch tot het heilig avondmaal toeliet, wekte dan ook verbazing. Maar ongetwijfeld overdreef Eppens ook hier: Rengers had al in 1568 in het gereformeerde Heidelberg gestudeerd, maar probeerde zoals veel vooraanstaande edelen een middenweg te vinden tussen de strijdende partijen.

    De stadjeder dr. Rudolph Campingh (ov. 1560), een halfbroer van de rekkelijke stadspastoor Reinder Broeils, was lid van het kapittel van Sint-Pieter in Utrecht. Dit kapittel deelde onder andere in Anloo de lakens uit. Zijn familie was later grotendeels op de hand van de Reformatie. Toen er in 1549 op de diocesane synode werd geklaagd over luthersgezinde geestelijken in Anloo, was Broeils degene die namens de landdeken ontkende dat er iets aan de hand was. Niettemin studeerde hun oomzeggers Johan Campinck en Roleff Gruys enkele jaren daarna aan de lutherse universiteit van Koningsbergen.

    Ook de Groningse ossenhandel verliep gedeeltelijk via Utrecht. In de eerste helft van de zestiende eeuw een hele groep Ommelander handelaren in paarden en zuivel in Utrecht, waarvan een aantal in opspraak kwam als wederdoper.

  2. Waar heb je dat wapen gefotografeerd?

    Het is een fraai exemplaar.


Geef een reactie op Erik Springelkamp Reactie annuleren

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.