Hoe de gezelligheid uit Groningen verdween (I)

De arisering van de Groninger horeca, die ons de beruchte bordjes ‘Joden niet gewenscht’ bracht,  is niet van bovenaf doorgevoerd door de bezetter. Welnee, die werd maanden voordat er een officiële richtlijn kwam, al afgedwongen door Nederlanders.

Het betrof leden van de W.A.. De Weerafdeling, zoals die W.A. voluit heette, was de zwart-geüniformeerde militie van de NSB. Koste wat kost wilde ze de publieke ruimte veroveren, en ze ramde er voor dat doel graag op los.

Medio maart 1941 vestigde de ‘banleider’ van de noordelijke W.A., H. Bresser, zich vanuit Assen op het adres Paterswoldseweg 111 in de stad. Tegelijkertijd ging het Ban- of hoofdkwartier van de noordelijke W.A. op Emmasingel 14, nabij het Groninger Hoofdstation, de facto open. En dit vormde het sein voor de actie in de horeca, waarover het W.A.-orgaan De Zwarte Soldaat naderhand trots verslag deed onder de kop: ‘De W.A. bevrijdt Groningen van de joden’.

Dat was antisemitische grootspraak, maar de opzet van de op zaterdagavond 15 maart uitgerukte “stoottroep Groningen” van de W.A. was van meet af aan duidelijk:

“Het doel is om de joden uit het openbare leven te verwijderen.”

De groep ging naar De Faun,

 “een van de bekendste groote café’s in de binnenstad dat bekend staat als een zaak waar joden en menschen, die aan hun leiband loopen (…) gewoon zijn bij elkaar te komen om de N.S.B. en de Duitschers eens lekker te kunnen bekladden en belasteren.”

In groepjes binnenkomend, brachten de W.A.mannen de fascistische groet, iets wat tot dan toe nauwelijks waargenomen was in de Groninger horeca. Ze begonnen luidkeels te zingen: “Wij melden U de nieuwe tijd”. Klanten pakten massaal hun biezen. Volgens het W.A-blad had de gerant er toen “absoluut geen bezwaar tegen” zijn zaak voortaan voor joden gesloten te verklaren:

“hij is er integendeel blij om op deze manier op kalme wijze daartoe gedwongen te worden, zeer begrijpelijk, lieden die een heele avond aan één consumptie zitten te lebberen, het hoogste woord voeren, de beste plaatsen bezetten en tot slot nog den kellner zijn fooi misgunnen, ziet men liever niet in zijn zaak. Nu hebben fatsoenlijke menschen ook weer eens een kans om rustig een kopje koffie te drinken zonder geërgerd te worden door brutale Oosterlingen.”

’s Zondags bedrukte een W.A.-er een flinke voorraad van de beruchte bordjes. ’s Maandags ging zijn banleider Bresser met wat kompanen naar De Faun, om daar zulke bordjes op te hangen. Ook werkten ze andere grote horecazaken af.  Het ophangen van de bordjes lieten ze daar aan de uitbaters zelf over en deze bleken wat dat aangaat zeker niet nalatig:

“…als we weer opstappen verschijnt er kort daarna het bordje „Joden niet gewenscht”. Zonder eenig incident worden zoo op een enkele morgen de voornaamste zaken in de binnenstad geariseerd. Ook in Groningen is het nu niet meer mogelijk dat pseudo-Nederlanders de beste plaatsen in café’s bezetten. De lucht begint langzamerhand rein te worden.”

Natuurlijk sprak zich dit in de stad rond. Het zag er naar uit dat geariseerde horeca klanten zou gaan kwijtraken. Op dinsdagmorgen belegden de eigenaren van de voornaamste geariseerde zaken daarom een bijeenkomst met Bresser. Na uren heen en weer gepraat stelden ze een brief op, waarin ze op verzoek van Bresser aan hun nog niet geariseerde collega’s meedeelden, dat in maar liefst 36 zaken in de Groninger binnenstad joden niet meer welkom zouden zijn.

“Wij geven U in ernstige overweging de desbetreffende bordjes, die U zullen worden bezorgd, op een goed zichtbare plaats, bij den ingang, neer te hangen. Verwijdering van deze bordjes door onbevoegde handen zal streng worden gestraft.

Op woensdagmorgen brachten de W.A.-mannen de bordjes rond in de stad. Volgens De Zwarte Soldaat werden ze overal “voorkomend” ontvangen;

“…toch waren er nog enkele jodenvrienden, die er niet op gesteld waren hun zaken jodenvrij te maken, maar er hielp geen lieve moederen aan: ze moesten eraan gelooven.”

De W.A. beloofde ook  te controleren, of men zich wel aan het verbod hield. Als ze nog joden in een zaak aantroffen, zouden daartegen “de strengste maatregelen” worden genomen.

Op woensdagavond ging de “stoottroep” onder leiding van Bresser meteen al aan de slag. Wat bleek?:

“Op één enkel geval na hebben alle café’s de bordjes opgehangen.”

Die ene uitzondering was Bodega Dik aan de Guldenstraat, een bekende stamkroeg van artistieke types. De W.A. voorkwam hier dat de eigenaar de politie belde en bracht zelf de bordjes aan.

Volgens De Zwarte Soldaat was de hele actie verder “zonder eenig incident” verlopen. Het blad noemde deze een “opmerkelijk succes” voor de kersverse Groninger W.A.-afdeling. Een succes ook, dat een vrij gemakkelijk gevolg kreeg:

“In den loop van den Donderdag hebben zich reeds vele eigenaars van zaken aan den buitenrand van de stad uit eigen beweging op het Bankwartier gemeld om bordjes „Joden niet gewenscht” in ontvangst te nemen. Ook in Groningen is er voor de joden geen plaats meer.”


4 reacties on “Hoe de gezelligheid uit Groningen verdween (I)”

  1. g.w.erk schreef:

    Helaas kan ik niet p het like knopje drukken.

  2. rabath schreef:

    probeer nu als marokkaan maar eens op stap te gaan,

  3. reina schreef:

    Die schrijver in dat WA blad durfde wel, zie derde blauw gedrukte stukje, laatste regel: zonder geërgerd te worden door brutale Oosterlingen. Misschien wist hij niet dat Duitsland ten oosten van Nederland ligt?


Geef een reactie op harmien Reactie annuleren

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.