Een vertoning zonder voorbeeld

oosterpoort met drekmenner buitenzijde

Rond de Oosterpoort, zoals die van 1623 tot 1874 bestond, heeft zich veel afgespeeld. Toch maakte ze in al die jaren van haar bestaan slechts één keer onderdeel uit van festiviteiten.

Dat was in 1808. In de lente van dat jaar beleefde keizer Napoleon de gelukkigste dagen van zijn leven. Hij stond op het toppunt van zijn macht en glorie. Zijn legers hadden achtereenvolgens in de slagen van Austerlitz, Jena en Friedland gezegevierd over de troepen van Oostenrijk, Rusland en Pruisen. Daarmee beheerste hij bijna de gehele kustlijn van Europa. En als de despoot zijn voor dat moment enig overgebleven vijand, Groot Brittannië, niet met militaire middelen op de knieën zou weten te krijgen, dan zou dat wel gebeuren door een totaal handelsembargo: het Continentale Stelsel.

Om dat embargo in onze contreien tot een succes te maken, had Napoleon in juni 1806 zijn broer Louis tot koning van Holland benoemd. Al spoedig na diens aantreden bleek deze eerste Nederlandse monarch zich echter dermate met de Nederlanders te identificeren, dat zijn machtige broer menigmaal in woede uitbarstte. Zo ging ‘de goede Lodewijk’ Nederlands leren, wat volgens beleidsbepalers aan het hof in Parijs maar een ten dode opgeschreven taaltje was.
Bovendien verzette Lodewijk zich tegen de invoering van conscriptie (zeg maar dienstplicht) hier te lande, was hij in de ogen van zijn broer véél te laks in de veldtocht tegen Pruisen (1807) en liet hij oogluikend toe dat er de hand gelicht werd met het embargo van het perfide Albion, dat hier te lande voor grote economische schade zorgde.

Op 27 maart 1808 schreef Napoleon dan ook aan zijn broer, dat er wat hem betreft een eind kwam aan diens koningschap. Het Hollandse klimaat was niet goed voor broerlief – Lodewijk moest maar koning van Spanje worden, een suggestie die Lodewijk overigens niet opvolgde.

Juist in die dagen was het, dat de Groningse Oosterpoort de enige triomfantelijke intocht uit haar bestaan beleefde. De directieven voor die intocht waren begin maart 1808 al uit Den Haag ontvangen, toen des konings ministers van Binnenlandse Zaken en van Oorlog per missive aankondigden dat een gedeelte van de Zijne Majesteits armee uit Noord-Duitsland zou worden teruggetrokken “om in het midden van hunne vrienden en broeders te verblijven”. En aangezien de soldaten dapper gestreden hadden aan de zijde “van onzen grooten Bondgenoot”, daarbij aan grote gevaren bloot hadden gestaan, maar veel roem en voordelen voor het vaderland hadden behaald, gaf dat hun “de rechtmatigste aanspraak op dankbare erkentenis der gehele Natie”. Vooral in garnizoensplaatsen zoals Groningen mocht er derhalve niets worden nagelaten om de troepen een feestelijk onthaal te bezorgen. Welnu, Burgemeester en Wethouderen van Gruno’s veste maakten er met gezwinde spoed werk van: reeds op 14 maart lag er een draaiboek voor de intocht klaar.

Twaalf dagen later wist men precies waar men aan toe was wat betreft het te ontvangen en in te kwartieren legeronderdeel, het aantal manschappen en de datum van aankomst. Eerst kwam er een brief van kolonel Lycklama uit Bremen, die van generaal Dumonceau bevel had gekregen om de 21e maart zijn beide bataljons infanterie af te laten marcheren naar Groningen. En vervolgens arriveerde er een schrijven van de Minister van Oorlog, dat het door deze bataljons te vormen Groninger garnizoen zou bestaan uit 77 officieren en ongeveer 1800 manschappen.

Deze soldaten hadden deel uitgemaakt van de bij de Weser gestationeerde achterhoede van het noordelijke leger in de strijd tegen Pruisen. In naam van de koning hadden ze Ost Friesland bezet. Aangezien het gehele koninklijke leger uit zo’n 20.000 man bestond, ging het om een kleine tiende van alle Hollandse manschappen.

Het eerste bataljon zou op 29 maart de stad binnentrekken en het tweede een dag later. Beide bataljons kwamen langs het Winschoterdiep, over de Bonte Brug en langs de Griffe. Volgens de Provinciale Groningsche Courant, die er van beide plaatselijke kranten nog het meest gedetailleerd verslag van deed, leverden de drie dagen van hun aankomst en onthaal “eene vertoning op, waarvan, tot dus verre, in de jaarboeken onzes Vaderlands geen voorbeeld gevonden werd…”

Nadat men in het stadhuis bericht had kregen dat het zover was, stapten burgemeester Quintus, twee wethouders en de stadssecretaris in twee koetsen, die zich, voorafgegaan door vijf raadsdienaars met ongedekt hoofd, op weg begaven naar de Oosterpoort. Intussen was de hele route van de markt tot buiten de poort afgezet met gewapende burgers.

Bij de Oosterpoort gekomen, stapten de stadsbestuurders uit om te voet de brug over de gracht te passeren. Op de belendende wallen en andere plekken had zich reeds “een ontelbaare menigte van aanschouwers” verzameld. De troepen stonden in slagorde geschaard op het lage land langs de gracht.

Voor hun front hield burgemeester Quintus een toespraak, die meermalen onderbroken werd met de juichkreet “Hoezee, leve de Koning!”. Kolonel Lycklama kreeg vanaf een zilveren presenteerblad een met driekleurige linten doorvlochten lauwerkrans aangeboden, die plechtig op de spits van het vaandel werd gezet.

Even na drieën kon de eigenlijke intocht dan beginnen. Op de Oosterpoortenbrug kregen de manschappen palmtakjes uitgereikt, waarmee ze hun hoeden en mutsen versierden. Ze passeerden de Oosterpoort die door de kunstschilder Wieringa opgetuigd was als triomfboog. Deze Groninger ‘Arc de Triomphe’ zag er zo uit:

“De gewelfde ingang met bloemfestonnen behangen – de met laurieren omgeven inscriptie boven dezelve: Voor de te huis komende Overwinnaars, Blijde inkomst, gul onthaal en vreedzaam verblijf – de twee pylasters van rood marmer – de beide witte krijgstrofeën in witte nissen nevens dezelve – de grauwe borstwering met schilden verzierd, van pallemtakjes omgeven, met de woorden: Krijgsbeleid en Dapperheid, Roem en Eer – de witte kroonlijst, en op dezelve de prachtige balustrade met het Koninklijk Wapen in het midden…”

Achter die balustrade zaten de stadsmuzikanten te spelen. Terwijl de militairen met hun bereden staf voorop, met vliegend vaandel, slaande trom en “onder een keurig muziek” langs de van turfwagens gezuiverde en aangeveegde en opgeruimde Rademarkt en Oosterstraat marcheerden, tussen de rijen gewapende burgers door, waarachter het eveneens “als met Volk bezaaid” was, luidden de klokken van de Martinitoren, waarvan ook een aantal nationale vlaggen wapperde. Aangekomen op de markt volgde nog een parade, voordat het bevel ingerukt mars gegeven werd en de manschappen hun verschillende kwartieren konden gaan opzoeken.

Op woensdag 30 maart herhaalden deze taferelen zich na aankomst van het tweede bataljon. ’s Nachts waren de verschillende burger- en militaire wachten geïllumineerd. Op donderdag de 31e kregen de troepen bovendien een maaltijd aangeboden. Het voetvolk mocht zich in de Martinikerk te goed doen aan rundvleessoep, ham, witbrood, ruim bier en een halve fles wijn de man. Geen wonder dat de soldaten hierna “met gepaste vreugde in de stad omwandelden”. Van het bier lieten ze nota bene nog drie oxhoofden (ca. 700 liter) onaangeroerd staan, die het stadsbestuur verdeelde onder de diverse arm- en weeshuizen.

De onderofficieren werden onthaald in de Korenbeurs en de hoofdofficieren kregen een diner van 42 couverts in logement De Doelen, waarbij 94 flessen wijn soldaat werden gemaakt. Ook allerlei Groninger hoogwaardigheidsbekleders zaten hierbij aan. Maar liefst vijftien toasts werden uitgebracht: op de koning, de koningin, de prins, de keizer, de minister, het leger, de landdrost, de commandant, B&W enz.

Wat betreft keizer Napoleon, pas vierde in de rij, klonken de glazen na deze inzet:

“Hij is boven alle lof verheven. Na alle helden overtroffen en zich met alle Militaire eer overdekt te hebben, zal hij ons een eervolle Vrede bezorgen, het geluk der gehele Waereld!”

Vijf jaar later zou alles anders zijn. De Oosterpoorter ‘Arc de Triomphe’ was in het najaar van 1808 al afgebroken. Het stadsbestuur kon het hout goed gebruiken. Want hout was duur ten tijde van het Continentale Stelsel – Brittannia heerste immers buitengaats.

Dit verhaal is eerder in iets andere vorm verschenen in wijkkrant De Oosterpoorter.


8 reacties on “Een vertoning zonder voorbeeld”

  1. Antoon schreef:

    Prachtig verhaal met een mooie beleving!!
    Maar of Lodewijk de Eerste koning was, staat ter discussie volgens mij. De Fransen werden toch gezien als bezetters?

  2. Emigrant schreef:

    Soldaat gemaakt, ach, nu begrijp ik die uitdrukking. De officieren hebben die 94 flessen gewoon ingelijfd — ruim twee flessen de man, als ik het goed begrijp.

  3. Reina schreef:

    Als Bonaparte een samentrekking en verbastering is van bon aparte dan kan dit alleen betrekking hebben gehad op Louis, de goede aparte, want een apparte koning was het wel, al werd hij dan goed genoemd, t was toch een buitenlander als het er op aankwam, koeterwaals (zie je wel, nederlands met frans accent, moet wel Waals zijn) Nederlands ten spijt.
    Zijn broer is oorzaak van de vertwijfeling van veel stamboomonderzoekers: waar is die dopeling van tussen 1750, maar vooral na 1780 gebleven? Van de eersten, 1750.1780 vind je nog wel huwelijken en dopen, maar van die jongeren vind je soms letterlijk niets terug. Jonge mannen, met Nappies leger uit Nederland vertrokken in zijn leger, en roemrucht of heilloos in een nbekend land aan hun einde gekomen, nooit meer iets van vernomen, goede lijsten van vermissing zijn er niet, ze hadden het te druk met aanvallen of terugtrekken, beide in volle draf, voor paard en mens. Je zou kunnen zeggen dat Napoleon drie goede dingen heeft gedaan, waarvan 1 in zijn tijd twijfelachtig, nl. inblikken van levensmiddelen, zodat ze langer houdbaar bleven – al had dat soms wel loodvergiftiging tot gevolg, het op gang helpen van de suikerbietenindustrie (ik weet het, maar alleen als je TE veel gebruikt) en het instellen van een Burgerlijkestand en achternamen, zodat we nu kunnen nagaan wie wie was.Ze hadden hem beter naar Nova Zembla kunnen verbannen dan naar Elba, terugkeer was dan moeilijker geweest.

  4. Bert Visser schreef:

    Mooi verhaal.

    Is het niet zo dat Assen zijn stadsrechten te danken heeft aan lodewijk Napoleon?

  5. Nemiss schreef:

    Mooi stukje! Je kunt het je helemaal voorstellen.

  6. NB schreef:

    Op de foto zijn de gezichten uit privacy-overwegingen vervaagd…


Geef een reactie op Reina Reactie annuleren

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.