Duitse graaf beschrijft Groninger trekschuit

In maart 1771 besloot graaf F.U. z L. vanuit het Oostfriese slot Evenburg bij Leer, waar hij logeerde, een plezierreisje te doen naar Nederland. Hij en een jongere vriend staken de Eems over en bereikten via Weener, waar de mensen destijds nog nauwelijks Hoogduits verstonden, in een krakkemikkige postkoets over buitengewoon slechte klei- en veenwegen  (“We deden ruim twee uur over iedere mijl”) naar Nieuweschans, waar de ‘Hollandse reinheid’ ze meteen opviel.

In het veerhuis van het vestingstadje dronken de heren een kopje thee, wat leidde tot een bespiegeling in de reisbeschrijving van de graaf over de prijzen in de Nederlandse horeca.  Dat men er vooraf alles goed moest afspreken, zoals in Duitsland beweerd werd, klopte volgens hem niet: geen waard zou daartoe willen overgaan. Wel was het oppassen geblazen met de sjouwers van bagage, die men beter niet uit het zicht kon verliezen.

Omdat de graaf en zijn metgezel de gewone snikke of trekschuit van 11 uur naar Winschoten misten, voelden ze zich gedwongen een eender huurvaartuig te nemen. Deze kwam in Winschoten op tijd aan voor de afvaart van gewone trekschuit naar Groningen, zodat de heren daar konden overstappen.  Intussen leidde een en ander tot een lange beschrijving van de Nederlandse trekschuiten in de reisbeschrijving van de graaf. Voor reizigers uit Duitsland, waar bij gebrek aan kanalen een dergelijk openbaar vervoersmiddel ontbrak, vormde de trekschuit immers een enigszins exotisch verschijnsel. Anderzijds waren de Nederlanders zo aan trekschuiten gewend, dat zij er in hun reisbeschrijvingen nauwelijks woorden aan vuil maakten.  Daarmee is de Duitse beschrijving tamelijk uniek, of althans bijzonder genoeg om te vertalen. Bij deze dan de passage van de graaf over de trekschuit:

“Hier, in de provincie Groningen, zijn de schuiten merendeels 16 à 20 voetstappen lang en 2 tot 4 passen breed. Verderop in Holland zijn  ze 24 tot 26 schreden lang en 4 tot 6 schreden breed. Ze kosten nieuw tussen de 400 en 500 gulden en 10 tot 12 schepen delen gemeenschappelijk de vrachtlonen en geven daarvoor jaarlijks iets aan de staat.

Binnenin deze schuiten kunnen ongeveer evenveel personen gerieflijk zitten, als ze passen lang zijn. Vaak neemt de schipper echter meer passagiers in en ik heb er met 30 of meer personen in gezeten. De passagiers hoeven dit echter niet te dulden, maar kunnen verlangen dat er nog een schuit bij komt. In Friesland zijn de schuiten iets groter en gerieflijker, maar in alle zeven de Provinciën  zijn ze dermate laag, dat men er niet in kan staan, wel echter kan zitten, tenminste als men niet langer is dan de gemiddelde man.  Voor regen en wind zit men beschut, want binnen is alles aan alle zijden bekleed. Het geheel is van hout, zonder vensters erin, maar met alleen toegangsdeuren aan beide kanten en in het midden op beide zijden een luik om spullen binnen te brengen, doch er wordt niet veel zware bagage aangenomen.

Het vrachtloon voor een mantelzak kost gewoonlijk per halte 2, ook wel 3 of 4 stuivers, verderop in Holland helemaal niets, maar een koffer kost steeds veel meer, waarbij ik alleen opmerk dat iemand bij de schipper nooit meer afdingen  kan, dan tot het minimum-bedrag dat de verordening aangeeft.

In de schuit staat in het midden een lange smalle tafel, waarop men gewoon is de bagage neer te leggen. Men zit op banken, die aan de wanden bevestigd zijn en men vindt steeds armbussen, een hangende luchter waarin ’s avonds een kaars of olielicht aangestoken wordt,  en soms alleen maar een voorwerp van aardewerk waarin vier of vijf gaten zitten, waar het licht doorheen kan schijnen. Verder ontbreekt er ook nooit, wegens de Hollandse pralende reinheid, een voorwerp van blik, porselein of zilver, dat op een bloemenvaas lijkt en dat kwispedoor genoemd wordt en en dat tot het uitspuwen dient. Men vindt zulke overal, niet alleen in  schepen en in herbergen, maar in alle gezelschappen bij de thee en eettafels. NB: op de tafel staande!

Bovenop de schuiten is er nauwelijks beschutting, toch kunnen er een paar mensen bij de stuurman staan. Langs het midden van de mast, die de schuiten bij het passeren van elke brug moeten neerhalen, loopt een lijn die achter bij de stuurman bevestigd is, en die van voren door een paard getrokken wordt, vandaar de naam trekschuit. Op dit paard zit een kleine jongen, elders een grote kerel, die echter altijd jagers of jongens genoemd worden, en die 1, 2 tot 4 duiten drinkgeld krijgen. Deze lui zien er gewoonlijk zeer haveloos uit, rijden zonder zadel en stijgbeugels en hebben in Friesland een oude koehoorn, waarop ze jammerlijk blazen als het schip voortgaat of als het door een dorp komt, opdat de mensen dit horen en een brief kunnen meegeven.

Als iemand er iets aan gelegen is om vroeger aan te komen op een plaats, hoeft men alleen aan de schipper te zeggen dat men de jager enige stuivers drinkgeld geven zal, dan gaat het gelijk al vlugger. Over de schuiten wil ik nog opmerken, dat hoewel iedereen daarin tabak rookt, men er meteen mee moet ophouden zodra een dame of respectabele vrouwspersonen zeggen dat ze het niet verdragen kunnen, dan beveelt de schipper, die orde moet houden, dadelijk dat men de pijpen weglegt. Als echter een manspersoon op zijn beurt zegt dat hij de lucht van de stoven niet verdragen kan, dan moeten de vrouwen deze ook wegdoen. Dergelijke stoven kan men van de ene plaats naar de andere huren en de schipper neemt ze dan mee terug. Dat geldt zelfs ook voor het koffie- en theegerei dat men, als de schuit niet even blijft liggen, uit een herberg kan meenemen, en dat men dan onderweg leegdrinken kan.”

Bron: Johan Bernoulli’s Sammlung kurzer Reisebeschreibungen (deel I, Berlin 1781) 97-104.

Wordt vervolgd


4 reacties on “Duitse graaf beschrijft Groninger trekschuit”

  1. Ton Andringa, Gasselte schreef:

    De traagheid van het interlokaal vervoer is een van de meest opvallende contrasten met het huidige transport.De stap van het jaagpaard bepaalde de snelheid. En dan te bedenken dat ‘snel gaan’ de oorspronkelijke betekenis is van ‘jagen’ . (vandaar ‘jacht’ voor een snelle boot). Aardig in dit verband is ‘jachtwaide’ , zijnde de Groninger benaming voor café: de uitspanning waar het jaagpaard een graasplek vond en de jager zijn ‘klokje’.
    Terminologie ( in dit geval betreffende transportmiddelen) verandert trager dan het verkeer zelf. Of moet je zeggen: taal is taaier cq. vitaler?

  2. Raymon Middelbos schreef:

    Merci voor het vertalen! Interessante lectuur.

    Overigens is de titelpagina door GoogleBooks wel erg vlotjes gescand…

  3. Raymon Middelbos schreef:

    Nu moet je alleen nog een Duitse collega aan het werk zetten om te laten achterhalen wie graaf F.U. z L. was!


Geef een reactie op Ton Andringa, Gasselte Reactie annuleren

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.