De taken van een hondenslager
Geplaatst op: 16 maart 2014 Hoort bij: Geschiedenis 1 reactieDe E. Kerkenraat heeft eenparig Jakob Pieters aangestelt om:
- De honden uit de kerk te weren en die er mochten ingeslopen zijn, zo ze bassen of geraas maken, weer uit te jagen.
- Om het oog te houden op de jongens, die op de kerke-solder – of gelijk men ’t noemt: het beuntje – zitten, teneinde die geen ijdelheit of baldadigheit mogen bedrijven, en in dezen wel op te passen, zo in predikatiën als catechizatiën.
- Om gedurende de predikatie en catechizatie ’s winters de kerkdeuren toe te houden, en in de zomer dezelve open te houden, volgens ordre en goetvinden van den predikant.
En zal Jakob Pieters opgemelt tot tractement weekelijks genieten tien stuivers.
Aldus een besluit van de Delfzijlster kerkeraad uit 1749. Volgens deze instructie moest de ‘hondenslager’ die erop aangesteld werd (dat ”slagen’ staat voor slaan en niet voor ‘slachten’) dus alleen honden uit de kerk jagen als ze blaften of op een andere manier lawaai maakten. Getuige een post actum zorgden de jongens van art. 2 echter voor een ernstiger vorm van overlast, want de aangestelde Jakob Pieters moest de kerkeraad uitdrukkelijk beloven dit artikel goed uit te voeren. Dat de man bovendien een functie had wat betreft de temperatuur in de kerk, blijkt uit artikel 3, dat hem in dezen ondergeschikt maakte aan de predikant. De 10 stuivers per week waarvoor Pieters het werk aannam, waren zo ongeveer het dagloon van een ongeschoolde arbeider en zullen een welkome aanvulling op ‘s mans inkomen zijn geweest.
Bron: RHC Groninger Archieven, Toegang 213 (archief hervormde gemeente Delfzijl) doos 10 Acta consistorii Delfzijl d.d. 26 november 1749, art. 2.

Mooi, die overbodige nuancering aangaande ‘het beuntje’!