Hond bijt ventster

johnston-9-honden

Honden in het dierenboek van Johnston (1660).

Dit keer een eenvoudig smartegeldzaakje.

Hinderine Jansens was al behoorlijk op leeftijd. Zwaar fysiek werk kon ze niet meer aan. Op geen enkele andere manier viel er voor haar nog wat te verdienen, “dan met lint en veters ter verkoop bij de huisen om te lopen”.

Dat venten met marginale handel stond laag in aanzien. Mogelijk werd ze wel eens met minachting bejegend. Maar vergeleken bij wat haar in Finsterwolde gebeurde, viel dat nog  mee. Niet voor niets zou ze een paar weken later, toen ze weer opgekrabbeld was, haar beklag over dat incident doen bij de Oldambtster drost.

Ze vertelde dexe hoogste gezagsdrager in het Oldambt hoe

“zig met de negotie voor eenige weken na ‘t carspel Finserwold hebbende begeven, hare waren ook bij Folkert Jans aldaar heeft zoeken te verkopen, ter welken occasie de hond van gem[elde] boer op rem[onstran]te is aangeschoten, haar een gat in de bille heeft gebeten…”

Ze had er zoveel “pijn en smerte” van, dat men haar op een wagen naar haar woonplaats Veendam moest vervoeren. Hoewel mensen van haar stand liever geen medicus inschakelden, kwam er dit keer een lokale dokter aan te pas, die haar ook medicijnen voorschreef. Nog afgezien daarvan had Hinderine geruime tijd het bed moeten houden, zodat ze niets kon verdienen. Door die agressieve waakhond zat ze dus met een behoorlijke schadepost.

Inmiddels had er Folkert Jans als eigenaar van de hond op aangesproken, maar die weigerde haar eens vergoeding te geven. Daarom voelde de ventster zich genoodzaakt, de Finsterwoldiger boer daarover in rechte aan te spreken. “Dan aangesien zij in zeer armoedige omstandigheden verkeert”, en dus de kosten van een gerechtelijke procedure niet kon betalen, verzocht ze de Oldambtster drost haar het “jus pauperum” te verlenen. Dat was het recht om te mogen procederen voor rekening van het gerecht, dat in zo’n geval een gratis advocaat toewees – een regeling die vooraf ging aan onze pro deo advocatuur.

De drost besloot op 13 oktober 1778 nog voordat hij haar dat recht verleende, eerst beide partijen te horen. Op zijn aandringen bleken ze bereid tot een minnelijk vergelijk, zodat het niet tot een echt proces hoefde te komen. De boer uit Finsterwolde betaalde de lint- en veterverkoopster 12 gulden wegens haar “voorgegevene wonding” door zijn hond. En daarmee was de zaak afgedaan.

RHC Groninger Archieven, Toegang 731 (gerechten Oldambt) inv.nr. 6127 (samengevatte rekesten met de kantbeschikkingen daarop).


4 reacties on “Hond bijt ventster”

  1. spaarolifantje schreef:

    Dan ben ik nog benieuwd: hoeveel was 12 gulden toen waard? Wat kon je daarmee in die tijd?

    • Harry Perton schreef:

      Een geschoolde scheepstimmerman verdiende een gulden daags, maar dat was qua arbeiders en werklui de top. Een los arbeider zat eerder op 7 stuivers per dag. Maar in dit geval zat de doktersrekening er nog tussen en artsen waren duur, ook destijds al.

    • Frans van Woerkom schreef:

      Volgens de calculator van het IISG was 12 gulden in 1778 hetzelfde waard als € 120 nu. Daar kon je dus indertijd net de goedkoopste smartphone voor kopen.
      http://www.iisg.nl/hpw/calculate2-nl.php

      • groninganus schreef:

        Frans, ik heb grote twijfels bij die tool en vertaal bedragen liever in dagen werk. Hoewel een dag werk nu fysiek en qua duur ook heel wat anders is, dan een dag werk toen, laten bedragen zich zo het beste navoelen.


Geef een reactie op groninganus Reactie annuleren

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.