Schoolmeester Noordhorn maakt muziek in herbergen en samenkomsten der jeugd (1629)

Cornelis Pietersz. Bega, Musicerende en dansende boeren, midden 17e eeuw, Rijksmuseum.

Handelingen classis Westerkwartier, 7 september 1629.

“Ende also eenige klachten sijn gewest over Petrum Eppens, schoelmester tot Northorn, als dat he sick solde cunde onderwinden in harbargen ende andere sosamenkomsten der jeucht up instrumenten te spoelen, het walke een schoelmesteren niet en betaemt; ock stridet tegens ordeninge der kercken ende den dienst der schoele marcklick verhindert. So is hem petro vors[zeide] belastet worden sulck doen achter te laaten, mede sick sines schoelmestes allene anneemen; het walke he dan te doen belofet heeft.”

Vertaling: Er zijn wat klachten geweest over Petrus Eppens, de schoolmeester van Noordhorn, dat hij in herbergen en samenkomsten der jeugd muziek maakt. Dat past een onderwijzer niet, druist in tegen de kerkorde, en gaat zeer ten koste van het schoolwerk. Daarom is Petrus aangezegd deze praktijk na te laten, en zich louter met het onderwijs bezig te houden. Wat hij ook beloofd heeft.

Commentaar: Als er in een herberg muziek gespeeld werd, was dat meestal op een viool en dan werd ervoor gedanst. Dat aspect zal de predikanten van de classis Westerkwartier het meest dwars gezeten hebben. Als voorzanger of organist maakte de schoolmeester immers ook muziek die bij zijn kerkelijke functie hoorde, sacrale muziek. Het ging de predikanten dus vooral om het profane, als zondig ervaren aspect van spelen in de herberg..


One Comment on “Schoolmeester Noordhorn maakt muziek in herbergen en samenkomsten der jeugd (1629)”

  1. In de notulen van synodales en classisvergaderingen zitten nog wel meer voorbeelden. Het meest prominente voorbeeld was Hermannus Arnoldi Treccius, een deftige lutherse dorpspastoor uit Rheine, later predikant te Middelstum, die danste op de bruiloft van zijn dochter. Ook in dat geval moest er een voorbeeld worden gesteld. Treccius zat (met protectie van de niet altijd even rechtzinnige Ewsums) hoog in de boom. Hij had bovendien nog het nodige bezit in Rheine.

    Heel wat predikanten hadden zo’n crypto-lutherse, melanchthoniaanse of philippistische achtergrond. De langdradige wekelijkse classisvergaderingen dienden tevens om hen in het gareel te krijgen. Een soort permanente bijscholing. Voor een eenvoudig dorpspastoortje werkte die druk wel. Maar verschillende Duitse predikanten waren van deftige komaf en lieten zich niet zo gemakkelijk van hun lutherse gewoontes afbrengen.

    Zo’n hoge ome was bijvoorbeeld Joachim Werner in Groningen, eerder een van de hoofdpredikanten in Hamburg, toen nog met een veel hoger salaris dan hij ooit in Groningen zou krijgen. Werner regelde dat na zijn dood dat het strijdpamflet over de eeuwige jood, gericht tegen de lutherse orthodoxie, opnieuw in Groningen werd gedrukt. Clant van Stedum haalde Albertus Lomeyer aan, een geleerde lutheraan uit de kring rond Renaissance-stadhouder Heinrich Rantzau. En de lutherse Ripperda’s tarten het gezag nog meer door in hun dorpen zoveel mogelijk onrechtzinnige predikanten aan te stellen en voor de dorpskerken klokken te laten gieten met oude heiligen erop. Pas na de staatsgreep van 1618 kon men de crypto-lutheranen harder aanpakken.


Geef een reactie op Otto S. Knottnerus Reactie annuleren

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.