Manslacht, een bijgeloof (2)

In februari 1650 vertelt dominee Jacobus Schuirman van Ezinge aan zijn vakbroeders dat “verscheidene” lidmaten van zijn gemeente

“… ingenomen waren met de gemeenste superstitieuse inbeeldinge van het manslacht ende bij alle gelegentheden messen als andere instrumenten, waermede een doedtslach ofte verwondinge gedaan was, gebruickten om het selve te verdrieven…”

Met andere woorden: een flink deel van zijn pappenheimers was behept met het geloof aan ‘manslacht’, een vorm van magisch denken die het flauwvallen van iemand toeschreef aan het passeren van een moordenaar. Die moordenaar kon dat in katzwijm vallen voorkomen door elke ochtend braaf te bidden, maar als iemand het toch overkwam, dan kon het slachtoffer worden genezen met een stukje brood, dat afgesneden was met een mes of degen waarmee ooit een moord was gepleegd. Ook het drinken van enig bier of water, omgeroerd met zo’n wapen, zou soelaas bieden.

In Ezinge was dit bijgeloof dermate “ingewortelt” dat ds. Schuirman niet goed wist hoe hij het uit kon roeien. Daarom wilde hij graag advies van zijn collega’s in de classis Westerkwartier. Uit tijdgebrek stelden die de behandeling van de kwestie uit, maar een maand later kwam de vergadering erop terug.

“is volgens gemiene stemme beslooten, dat sodaanige ledemaeten van chr. kercke, welcken bevonden worden met waerh[eid] te gebruicken de superstitiose maniere van curieren eenige gebreecken, als dootslaegers messen voor de manslachgen, de ceedultjes voor de koorse etc. haer van het gebruick des h. aventmaels sullen moeten onthouden”

Lidmaten die aan manslacht geloofden, moesten dus van de predikant de aanzegging krijgen van de avondmaalsvieringen weg te blijven. Maar lidmaten vormden slechts de inner circle van de kerk. Doopleden bereikte men niet met zo’n maatregel. Je zou zeggen dat die maatregel dan niet zo effectief was, maar toch kwam ik het geloof aan manslacht in achttiende-eeuwse bronnen nog niet tegen, zodat ik geneigd ben te denken dat het toen niet meer bestond.

Wordt vast vervolgd.

Bron: Groninger Archieven, Toegang 180 (archief classis Westerkwartier) inv. nr. 4 (handelingen) d.d. 11 en 12 februari + 11 maart 1650.


2 reacties on “Manslacht, een bijgeloof (2)”

  1. Volgens mij klopt de laatste zin niet: “… maar toch kwam ik het geloof aan manslacht voor de achttiende eeuw nog niet tegen, zodat ik geneigd ben te denken dat het toen niet meer bestond.” Het stukje handelt in de 17e eeuw, en als de maatregel kennelijk toch wel effectief was, dan komt het toch daarná niet meer voor, dus vanaf dan wel na de achttiende eeuw?


Geef een reactie op Frank van den Hoven Reactie annuleren

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.