Vermaning was hooguit een bijgoochem

Diefstal, verboden wapenbezit, een oud-nazi, en een opzet om de zaak te flessen. Op het Biologisch Archeologisch Instituut (BAI) leek er wel een krimi aan de gang, midden jaren zestig. Oud-directeur Waterbolk schreef er in zijn memoires over.

Januari 1965. Uit Brabant krijgt het Biologisch Archeologisch Instituut (BAI) van de RUG de tip, dat een technisch assistent van het BAI er archeologica verkoopt, die van het BAI afkomstig moeten zijn. Inderdaad blijken er in de studiecollecties van het BAI nogal wat voorwerpen te missen. Weldra bekent de man. Hij had geld nodig voor drank en een bijvrouw.

Maar er is meer aan de hand. Een wetenschapper, Assien Bohmers, biecht tegen de BAI-directeur op dat hij een revolver van de man kocht. De directeur stelt de politie op de hoogte, en die vindt de revolver in Bohmers’ bureau op het BAI. In Bohmers’ boot, liggend voor diens huis te Bedum, treft de politie zelfs diverse automatische vuurwapens aan. Bohmers wordt geschorst en krijgt uiteindelijk, na een veroordeling wegens verboden wapenbezit, op eigen verzoek eervol ontslag.

Deze opmerkelijke episode komt voor in de vrijdag verschenen memoires van Harm Tjalling Waterbolk, emeritus-hoogleraar archeologie en toentertijd directeur van het BAI. Memoires die in het teken staan van een nog veel ingrijpender affaire in Waterbolks’ leven, namelijk die van de amateur-archeoloog Tjerk Vermaning. Volgens Waterbolk stonden beide affaires los van elkaar, al veronderstelt hij wel dat Bohmers en Vermaning iets met elkaar te maken hadden.

De nu bijna vergeten Tjerk Vermaning was een grasmachineslijper van zeer eenvoudige komaf, die medio jaren zestig met zijn woonscheepje te Smilde lag. Hoewel hij slechts een paar jaar lager onderwijs genoot, ontwikkelde hij een passie voor archeologie, vooral die van de oudste steentijd. Zijn droom was, om te bewijzen dat er voor de laatste ijstijd Neanderthalers in Noord-Nederland hadden rondgelopen. Begin 1965 leek die droom uit te komen, toen hij ‘middenpaleolitische artefacten’ op een diepgeploegde akker te Hoogersmilde vond.

Het Drents Museum kocht de schat voor 10.000 gulden. Vermaning kreeg de Culturele Prijs van de provincie Drenthe, en een jaargeld van 12.000 gulden, dat via het BAI voor een derde uit het Groninger Universiteitsfonds kwam. Ook mocht Vermaning een eigen museumschip inrichten. Een en ander leek zich uit te betalen ook, want in 1967 en 1973 vond hij in Hijken en Eemster opnieuw ‘middenpaleolithen’.

Vermaning gold als de underdog, die de geleerde wereld voor schut zette. Als zodanig was hij de lieveling van de pers, die in de geest van de tijd sowieso weinig met autoriteiten ophad. Bij Vermaning wekte alle aandacht bravoure op, en steeds was hij goed voor sappige quotes. Feitelijk kon je hem alles laten zeggen. Dat hij een eredoctoraat verdiende bijvoorbeeld. Of dat hij “de messias op het gebied van de oudheidkunde” was. Of dat hij ze allemaal dood zou schieten, die wetenschappers.

De eerste vondst van Vermaning viel toevallig samen met de ontdekking van vuurwapens bij Assien Bohmers, de enige oude steentijdonderzoeker in de universitaire wereld. Na Bohmers’ ontslag schreef BAI-directeur Waterbolk weliswaar een artikel met voorlopig positieve bevindingen over Vermanings vondst, maar hij achtte zichzelf toch niet de bij uitstek deskundige. Hij probeerde een student op Vermanings materiaal te zetten. Pas in 1970 lukte dat. Als promovendus kreeg deze Dick Stapert vervolgens twijfels. Vermanings vuurstenen waren raar afgerond, beslist dikker dan eerder gevonden artefacten, en het glanspatina was niet door de natuur aangebracht. Sterker nog, de werktuigen vertoonden recente slijpsporen.

In 1975 meldden Stapert en Waterbolk dit aan de provincie Drenthe, die aangifte wegens oplichting deed. Bij het proces in Assen riep Vermanings verdediging een erkend specialist, professor Bosinski uit Keulen, als getuige-deskundige op. Tot haar verbijstering verklaarde hij de artefacten voor vals. Onderzoek van het Gerechtelijk Labaratorium wees uit, dat er inderdaad een kunstmatige glans op zat. In 1977 veroordeelde de rechter Vermaning tot een voorwaardelijke gevangenisstraf omdat hij zèlf de werktuigen gefabriceerd zou hebben. Maar precies dàt achtte het Leeuwarder Hof in hoger beroep niet bewezen. En over de echtheid van de artefacten wilde dat niet oordelen. Daarom sprak het Vermaning vrij.

Na deze uitspraak brak de hel pas goed los voor het BAI. De media namen nauwelijks kennis van de toch vrij duidelijke technische rapporten, en zoomden in op de miskende amateur, die bijna beentje gelicht was door afgunstige academici. Anonieme schotschriften betichtten Stapert en Waterbolk van list en bedrog. Ze kregen aanklachten wegens meineed en laster in het vooruitzicht gesteld. Om over de doodsbedreigingen maar te zwijgen.

De emoties konden hoog oplopen als het over Vermaning ging. Intussen is na diens dood, in 1987, het tij gekeerd en groeit er langzamerhand een consensus dat zijn vondsten wel degelijk vals waren. Maar Waterbolk heeft er moeite mee, om wijlen Vermaning zelf als dè vervalser te zien. En daar kan ik inkomen, want de man was vooral naief, zoals me eens bleek bij een ziekenbezoek op zijn schip (1973).

Vermaning, zo betoogt Waterbolk waarschijnlijk terecht, beschikte niet over de kennis voor het vinden en verwerken van de juiste ruwe vuursteenknollen. Ook had hij niet de juiste slijpapparatuur. Mogelijk vervalste hij vindplaatsen en stak hij bij een opgraving stukken in ongeroerde grond. Maar dat maakt hem hoogstens een uitvoerder.

Een bijgoochem dus, maar wat voor elementen zaten er dan achter? Bij wijze van “werkhypothese” komt Waterbolk met een plausibel complot. Inderdaad zijn er sterke aanwijzingen dat het handwerk van wijlen Ad Wouters kwam, een Brabantse amateur-archeoloog. Maar naar Waterbolk vermoedt fungeerde wijlen Assien Bohmers als kwade genius en verbindingsman achter de schermen, althans in het begin. Tijdens de Hoogersmilde-vondst was Bohmers nog in dienst van het BAI, en hij was de aangewezen man om Vermanings materiaal op langdurige studiereizen te vergelijken met materiaal in buitenlandse collecties. Al ging dat feest niet door, vanwege die onverwachte wapenvondst.

Bohmers en Vermaning kenden elkaar wellicht van de Friese boerenhoutsnijdersvereniging ‘de Ikelbeam’. Als zelfbenoemd Fries was de “kluge, zielstrebige und ehrgeizige” Bohmers in 1937 bij de SS-wetenschapsorganisatie ‘Das Ahnenerbe’ in dienst getreden. Tussen 1939 en 1943 deed hij opgravingen in bezet Tsjechië, en tegelijkertijd droomde hij ervan leider te worden van de Friese gouw in het Groot-Germaanse rijk. In 1941 parachuteerden de Duitsers hem op het BAI. Na de oorlog zat hij wel vast, maar omdat de bewijzen voor zijn vergaande collaboratie ontbraken, liet men hem gaan. Vanwege zijn uitstekende wetenschappelijke reputatie kreeg Bohmers in 1952 weer een vaste baan bij het BAI.

Een verdere carrière was natuurlijk uitgesloten. Collega’s bejegenden hem argwanend en afstandelijk. Publiceren deed hij zo min mogelijk, wellicht uit angst om alsnog tegen de lamp te lopen. Het liefst wilde hij het land uit, met zijn boot, als hij genoeg geld bij elkaar had gesprokkeld met zijn handeltjes. En na zijn ontslag gedroeg hij zich uiterst rancuneus. Binnenskamers koesterde hij reserves tegen de vondsten van Vermaning, maar in ingezonden brieven viel hij het BAI publiekelijk af.

Ik las Waterbolks boek in één ruk uit, en naar ik vernam was ik de enige niet. Aan zijn terugblik ontbreekt een apologetische toon, slechts één keer liet hij zich even gaan. Waterbolk maakt aannemelijk dat hij niet anders gehandeld kon hebben, gegeven de omstandigheden. Dat hij na zoveel jaar eindelijk zijn stilzwijgen verbreekt, valt te prijzen, ook al gebeurt dat pas na de dood van zijn ergste vijanden.

H.T. Waterbolk, Scherpe stenen op mijn pad (Heveskes Uitgevers, Groningen, 264 pagina’s, 19,95 euro).

Deze recensie verscheen nagenoeg in deze vorm in de UK (Groninger Universiteitskrant) van 3? december 2003.


4 reacties on “Vermaning was hooguit een bijgoochem”

  1. Rob Alberts schreef:

    Een mooie leestip

    Ik herinner mij deze geschiedenis nog goed.

    Vriendelijke groet,

  2. Wieneke schreef:

    Vaag staat mij dat gedoe met die Vermaning nog wel bij. Je hebt mijn geheugen mooi opgefrist.

  3. Bert Visser schreef:

    Wat een verhaal. Mooi man. Ik zie de man (Vermaning) nog zo voor me.

  4. Maarten Perdeck schreef:

    Waterbolk groef “Hoogersmilde” op, vond artefacten in situ en publiceerde dit in Paleohistoria XV. Wie was er nu onnozel?


Geef een reactie op Wieneke Reactie annuleren

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.