Snikkevaarders Hoendiep geven beeld van hun bedrijf

dsc01137

Het rekest geeft een zeldzaam mooi inkijkje in het reizen per trekschuit over het Hoendiep, anno 1770. Het werd eind dat jaar bij Gedeputeerde Staten van Stad en Lande ingediend door de olderman en heuvelingen, zeg maar het onderling bestuur van de trekschippers in het Westerkwartier. Namens de achterban wilde dat bestuur graag een hoger wintertarief voor “afgewonnen schuiten”, dat wil zeggen de trekschuiten die buiten de dienstregeling om door reisgezelschappen werden ingehuurd. Want destijds had je qua trekschuiten eenzelfde onderscheid als er nu in de passagiersluchtvaart bestaat tussen lijnvluchten en chartervluchten.

Jaarlijks, zo betoogden de trekschippers van het Hoendiep in hun rekest, werden er ongeveer honderd afgewonnen schuiten ingezet. Dit kwam vooral door “de menigte passagiers” die in het najaar vanuit Friesland aankwamen in Stroobos, de plaats op de Fries-Groningse grens waar men overstapte van de Friese op de Groningse trekschuiten (en andersom). Vaak waren die schepen

“opgepropt van menschen, meestendeel behoeftig en onbegoedet, ook tevens onbeschaaft, waarvan wel het grootste gros ’s voorjaars van hier na andere provinciën vertrekken, om een stuivertje te profiteren, dewelke in die tijden dikwijls voor halve vragt, ook wel gratis door de trekschippers naar Strobos worden gebragt…”

Het ging om een nogal internationaal gezelschap, mensen van “allerhande soorte van natiën”, maar met name “een groot aantal van Oldenborgers en smousen” (Duitse joden). In het voorjaar op de heenreis naar Friesland of Holland betaalden deze hannekemaaiers, polderjongens, trekarbeiders en andere gelukszoekers – zoals hieruit impliciet blijkt – een gereduceerd tarief voor armen en onbemiddelden. In het najaar of ‘s winters op de terugweg, hadden ze echter “eenige voorraadt opgedaan”, dus veel meer bagage bij zich, en kennelijk ook meer geld te spenderen, gezien het aantal schuiten dat ze dan afwonnen. Vaak kwamen ze tegen de late avond of zelfs tegen middernacht aan, als de gewone dienstregeling al afgelopen was. Menigmaal wilden ze dan onmiddellijk hun reis voortzetten met een afgewonnen schuit. Dit ging zelfs ten koste van de reguliere ochtendschuiten die van Stroobos naar Groningen voeren, en die nogal eens “ontblood van passagiers”, dus leeg, op weg moesten gaan.

Het nachtelijke reizen maakte “de vaart ten uitersten lastig en beswaarlijk” voor de schippers,

“deels wegens de donkere nagten, deels wegens hagel en sneeuwvlagen, deels door ’t hoge water die nauwlijks het trekpad onbedekt laat, zodat de trekschippers veelmaalen in die tijden levensgevaar lopen op hunne schuiten…”

Daarbij kwam dat het wintervervoer veel meer van schuiten en materiaal als jaaglijnen vergde, terwijl de jaagpaarden dan veel gauwer afgemat en onbruikbaar waren. Hoewel dus “de moeijlijkheid der togten, het gevaar en de slijtagie” bij zomer- en winterdag “oneindig” verschilden, stond het door de overheid vastgestelde tarief voor een afgewonnen trekschuit tussen Stroobos en Groningen (vv) het hele jaar door op dezelfde 4 gulden en 10 stuivers. En dat vonden de trekschippers vreemd. Vanwege de ”dispariteit” tussen zomer- en winterreizen verzochten ze GS om een hoger tarief voor het winterhalfjaar. Daarvan zouden niet alleen zij, maar ook de provincie financieel wijzer worden. Ze voerden aan dat een dergelijk gedifferenteerd tarief ook in sommige delen van Friesland, en op vele plaatsen in Holland en elders bestond. Ja, in Stad en Lande konden de provinciale boden en dienaars ’s winters dubbel zoveel reisgeld declareren als ‘s zomers – zouden de trekschippers dan geen recht hebben op een soortgelijke regeling?

Gedeputeerde Staten, die een en ander rustig aanhoorden en uitgebreid lieten noteren, voelden er echter niet voor. Zij wezen het verzoek resoluut van de hand.

Bron: RHC Groninger Archieven, Toegang 1 (archief Staten van Stad en Lande) inv.nr. 193 (aktenboek GS), de apostille d.d. 10 december 1770 met het samengevatte rekest.


2 reacties on “Snikkevaarders Hoendiep geven beeld van hun bedrijf”

  1. Paulien van der Veen schreef:

    Mijn oom en tante woonden aan het Hoendiep, in de Poffert, familie De Boer, ik heb daar vele vakanties doorgebracht! De prent hierboven spreekt me erg aan, is het mogelijk om hier een kopie van te krijgen?

    • groninganus schreef:

      Het is geen prent maar een kopie van een gevelsteen aan de Rodeweg in Groningen. Het origineel is nog steeds ‘verrinneweerd’, om het op zijn Gronings te zeggen, daarom besloot het Noordelijk Scheepvaartmuseum deze kopie te laten maken. Ik stuur u de foto straks toe.


Geef een reactie op Paulien van der Veen Reactie annuleren

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.