Harm Tuin jr. en de uniciteit van Finsterwolde

Harm Tuin jr.

De ogen en het haar zijn anders, maar voor de rest, en dan vooral voor wat betreft de onderkant van zijn gezicht, leek mijn vader sterk op Harm Tuin jr., de neef van zijn vader die het schopte tot burgemeester van Finsterwolde en Slochteren. Blijkbaar waren er bij mijn vader trekken overerfd van zijn grootmoeder Antje Tuin, die weer tante was van de latere burgemeester.

De foto van Harm Tuin vond ik  bij een interview uit 1950. Daarin kreeg hij onder meer een vraag voorgelegd waarover wel meer mensen zich het hoofd hebben gebroken, namelijk waarom juist Finsterwolde zoveel communisten of (of communistische kiezers) telde, terwijl die in het naburige Oostwold en Midwolda nagenoeg ontbraken.

“Daar is moeilijk een antwoord op te geven”, vond ook Harm Tuin, die  desalniettemin een antwoord gaf:

“Misschien wel, omdat in Midwolda de kerk orthodox gericht was en bleef, terwijl in Finsterwolde het modernisme ingang vond. Hier zijn onder de predikanten veel knappe koppen geweest, die echter de binding met de mensen verloren. De kerk geeft innerlijk houvast. Als men die verliest en er komt niets voor in de plaats en men leeft daarbij onder slechte omstandigheden, zoals hier het geval was, dan is de baan geopend voor allerlei extremistische richtingen. De tegenstelling tussen boeren en arbeiders is hier zeker groot, maar niet groter dan elders. De reactie is wel groter geweest. Die vroegere boerengeneratie telde prachtige kerels, conservatief liberaal, mensen die niet van buigen wisten. En de arbeiders wilden óók eigen baas zijn en wisten óók niet van buigen.”

Helemaal origineel is de verklaring niet, ik meen me te herinneren dat de sociograaf Hofstee tot een soortgelijke analyse kwam. Die had veel invloed in het gebied dat hij voor zijn proefschrift bestudeerde.


4 reacties on “Harm Tuin jr. en de uniciteit van Finsterwolde”

  1. Attie Tuin schreef:

    Leuk interview uit de krant van 1950.

  2. Harm schreef:

    Met betrekking tot de vraag waarom het communisme in Finsterwolde wel wortel schoot en in een dorp als bijvoorbeeld Midwolda niet, komt Jonn van Zuthem in zijn boek “Harde Grond” volgens mij met een zeer plausibele verklaring. Ik ben benieuwd of jij het er mee eens bent Harry…: “Vanaf de wisseling van de 18e naar de 19e eeuw had de maatschappelijke ontplooiing van de boeren in de verschillende Oldambtster dorpen een andere loop genomen. Terwijl toentertijd de landbouwgemeenten Midwolda en Oostwold centra waren van de orangisten, was het nabijgelegen Finsterwolde nog een arm en onbeduidend vissersplaatsje aan de Dollard. Pas vanaf 1819 vestigden zich daar boeren in de nieuwe Finsterwolde Polder. Vervolgens ontwikkeld de rijkdom, het zelfbewustzijn en het individualisme van de Finsterwolder boeren, die in tegenstelling tot hun collega’s elders in het Oldambt niet te veel werden lastiggevallen door oude tradities, zeden en gebruiken, zich tot grote hoogte (p. 31,32)” Kortom, Finsterwolde is in de visie van Van Zuthem een verhaal apart…

    • groninganus schreef:

      Het verschil tussen Midwolda/Oostwold enerzijds en Finsterwolde/Beerta anderzijds zie je al in de eerste helft van de 18e eeuw. Alle vier de dorpen hadden bevindelijke predikanten rond 1730, 1740. In Midwolda en Oostwold kregen die geen of zeer weinig oppositie, in Finsterwolde en Beerta daarentegen was die oppositie er wel en stevig ook (van vooraanstaande gemeenteleden). In elk geval in Midwolda hebben er bovendien veel langer bevindelijke predikanten op de kansel gestaan. Onder de boeren ter plaatse hadden die ook veel invloed. Midden 19e eeuw stond in Midwolda zelfs nog een Gravemeijer op de kansel . In Oostwold had je later Kromsigt, de apologetische biograaf van Schoringhuis. Dit waren nog zeer lang gereformeerde bondsgemeenten. Hoe de hervormde kerk er ter plaatse voorstond, had bijvoorbeeld repercussies voor (godsdienst)oefeningen buiten de hervormde kerk, de lesstof in de lagere school, de houding t.o.v. minvermogenden en de armenzorg.

      De overgang van vissersplaatsje naar polderboerenbolwerk is in Finsterwolde verder veel vloeiender geweest dan JvZ veronderstelt. Finsterwolde deelde al mee in de Oostwolderpolder van 1769. De zand- en veenboeren achter de oude dijk werden door het recht van opstrek al deels kleiboeren.

      Ik denk dat zowel het beklijven van een bevindelijke traditie binnen de hervormde gemeenten in Midwolda en Oostwold, als het wortel schieten, later, van het anarchisme/>communisme in Finsterwolde en Beerta vooral een zaak was van enkele spraakmakende figuren, lokale opinieleiders. Voor de 18e eeuw denk ik dan aan de buitencategorie boeren als Tonnis Ebels en zijn zoon Klaas Tonnis Kremer in Midwolda. Voor de periode rond 1900 was de hotelhouder en aannemer Hommes in Finsterwolde van doorslaggevend belang.

      Voor het Oldambt in het algemeen geldt overigens, dat de hervormde Verlichting er pas laat doorbrak. De predikanten beëindigden hier hun loopbaan, waren wat ouder en heel wat conservatiever dan die in Hunsingo en het Westerkwartier, waar je de radicaalste classes van den lande had, die elk synodaal gezag wilden afschaffen en ook een samengaan met de remonstranten bepleitten. Dit riep daar ook weer tegenkrachten op (oefenaars, Afscheiding). De Verlichting kwam in het Oldambt dus langzaam op gang, maar verkreeg stevig momentum in de jaren dat orangisten en patriotten nader tot elkaar kwamen, vanaf 1802. Omdat er in het Oldambt kerkelijk minder verschil van mening was dan in Hunsingo en het Westerkwartier en de ontwikkeling hier geleidelijker verliep, deden Afscheiding en Doleantie hier ook veel minder. In Beerta en Finsterwolde heeft dat mogelijk mogelijk gezorgd voor een soort van vacuum, en daarmee een goede voedingsbodem voor radicaliteit onder de landarbeiders.

  3. Harm schreef:

    Dank voor je reactie Harry ! Zeer verhelderend en leerzaam.


Geef een reactie op Harm Reactie annuleren

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.