“De hondekoning, zo heette ik”
Geplaatst op: 13 december 2017 Hoort bij: Drenthe vrogger, Geschiedenis 2 reactiesUit de memoires van de Jordanese koopman Paultje Rollman:
“Over die hondehandel, ja. Dat was direct na de oorlog. Ik kende een beetje Engels, was tolk bij de Canadezen. We lagen in Havelte. Komt daar een boer met z’n hondje. Verkocht ‘ie. Die Canadezen waren daar gek op. Hij kreeg er een pakje sigaretten voor, en één sigaret was een piek in die tijd. Ik dacht: dat gaat fijn. Toen heb ik ook een nest jonge honden gehaald. Grif verkocht. Een hele handel. Ik kocht ze op de veemarkt in Leeuwarden, en dan terug naar Amsterdam.
„Je had toen geen honden meer in Amsterdam. Die waren allemaal opgevreten. ledereen wilde een hond, van de „hondekoning”, zo heette ik.”
—
Bron: Parool 20 november 1970.

Nooit gehoord dat men in de hongerwinter ook wel honden at. Of dat de Canadezen graag honden kochten. Weer wat geleerd.
Wat deden die Canadezen dan met die honden? Het waren toch soldaten, die een taak hadden? Gingen ze ermee wandelen in het park of zo? Jordanezen moet je nooit geloven. Die hebben last van een hele grote fantasie en zijn meesters in sterke verhalen. Ik heb heel wat gehoord en gelezen over de oorlog en de hongerwinter. Nooit heb ik iets vernomen over het opeten van honden. Wel eens iets over katten, die ‘naar konijn smaakten’, maar van honden (die er toen toch al bijna niet waren in de steden) nog nooit iets. Honden werden toen gehouden door plattelanders als bewakers van het erf of door rijke mensen, die ze als huisdier hadden. Maar de gewone man in de stad had echt geen hond. Die had de ruimte niet voor het dier (erg kleine ouderwetse woningen) en moest lang en hard werken. Geen tijd dus om eens gezellig de hond uit te gaan laten. Jammer dat ik het hier niet meer met mijn moeder en vader over kan hebben. Ik denk dat ze erg in de lach waren geschoten om dit verhaal.