Een ongenode kostganger te Opende
Geplaatst op: 17 december 2018 Hoort bij: Geschiedenis 4 reactiesIn de winter van 1810 stond Jurrien Alles binnen bij de drost van het Westerkwartier. Anderhalf jaar eerder, zo vertelde hij daar, had hij een boerenplaatsje in Opende gehuurd van de erven Jan Jans Heller. Een van die erfgenamen, Luitjen Jans Heller, stond zo’n tien weken geleden opeens voor zijn deur. Deze vroeg of hij zijn kabinet en nog wat andere meubels bij Jurrien mocht stallen, omdat hij er even mee omhoog zat. Ook wilde hij graag even komen logeren bij Jurrien. Het was maar voor een paar dagen.
Sindsdien had Jurrien deze Luitjen Heller menigmaal verzocht om weer weg te gaan, maar steeds tevergeefs. Heller bleef zitten waar hij zat, en dat was bij Jurrien in huis. Dan weer had hij de uitvlucht dat hij voor zijn aandeel het plaatsje niet met de andere erven meeverhuurde – iets wat aantoonbaar onjuist was – dan weer beweerde hij dat hij bij Jurrien als boerenknecht werkte.
Jurrien had wedman Hartsema al eens gevraagd met hem mee te gaan naar zijn huis, om te kijken of die Heller kon overhalen te vertrekken, en Jurrien “in het geruste posses van het verhuurd plaatsje te laten”. Ook dit had geen enkel effect. Heller weigerde op te krassen.
Jurrien gaf bij de drost aan dat hij het niet al te breed had – hij “was het zijne ten hoogsten nodig”. Aan de inwoning van Heller had hij niets en wilde hij niets hebben ook. Hij had een vrouw, twee kinderen en de derde was een dezer dagen op komst. Van Heller had hij nog geen duit gekregen voor de kost en inwoning. Hij was
ten hoogsten verlegen met dit sujet waarvan bovendien niet de beste renomé gaat.
Hij verzocht de drost beleefd om een eind te maken aan zijn probleem.
En dat deed de drost. Hij gaf de wedman van Opende opdracht om de persoon van Luitjen Jans Heller uit de behuizing van Jurrien Alles te “delogeren” – tenzij Heller binnen drie maal 24 uur kon aantonen, dat hij het recht had om daar bij in te wonen.
Het ziet er niet naar uit, dat Heller hierin slaagde.
—
Bron: RHC Groninger Archieven, Toegang 735 (gerechten Westerkwartier) inv.nr. 728, rekest 31 Louwmaand (januari) 1810.

Wat zijn er de afgelopen eeuwen toch veel woorden uit onze taal verdwenen. Soms pareltjes die je goed als eufemisme kunt gebruiken, voor als je iets vervelends niet te hard wilt laten overkomen: “Zou u zo vriendelijk willen zijn om vrijwillig mijn huis te delogeren, anders zie ik mij genoodzaakt den drost te verwittigen.” Die ga ik onthouden voor als ik eens iemand die na een visite wat lang blijft hangen, mijn huis uit wil werken: delogeren, prachtig woord…
Hier vlakbij, aan de Peizerweg zz. in de gemeente Groningen, had je zelfs een Huis voor Gedelogeerden:
https://www.groningerarchieven.nl/zoeken/mais/archief/?mivast=5&mizig=210&miadt=5&miaet=1&micode=1841&minr=1048190&miview=inv2
Was vrij primitieve woonvoorziening bestemd voor mensen die wegens hoog oplopende huurschuld hun woning uit moesten en nergens anders terechtkonden.)
Goh, dus deze term heeft het zelfs tot in de jaren zestig van de 20e eeuw nog uitgehouden.
Dit was dus eingenlijk meer te doen met onderdak/dakloos dan logeren…Prachtig florisante taal.