De teloorgang van de karnemelksepap

Mijmerend over de ijzeren hond van onze melkboer, medio jaren 60, moest ik denken aan diens karige assortiment. Het bestond natuurlijk uit melk en karnemelk, maar daarnaast had hij een beperkt aantal (na)gerechten zoals karnemelkse pap, bloempap, yoghurt en vanille- en chocoladevla. Meer smaken waren er niet.

Van de yoghurt meende ik dat die destijds nieuw was, maar dat blijkt een misverstand: de yoghurt – die voor oergezond doorging – werd al in 1907 geïntroduceerd op de Nederlandse markt, zij het dat ze destijds alleen maar werd verkocht in speciaalzaken.

Nee, dan de karnemelkspap. Ooit vormde die, althans in het noorden. een hoofd- of bijgerecht bij zowat alle maaltijden, ’s ochtends, ’s middags en ’s avonds, iets wat naar verluidt nimmer verveelde. In de twintigste eeuw echter, raakte het goedje behoorlijk uit de gratie, zoals blijkt uit een kleine query in Delpher-kranten die verschenen tussen 1900 en 1990:

Om zowel karnemelkse pap (met spatie) als karnemelksepap (zonder spatie) te vangen, heb ik gewerkt met het zoekwoord karnemelks*. Verder laat de grafiek niet de absolute aantallen zien dat die zoekterm in de Delpherkranten voorkomt, maar de aantallen als promillage van alle krantenartikelen van dat jaar in Delpher. Om de al te grote fluctuaties wat weg te werken en de ontwikkeling wat beter in beeld te krijgen heb ik er nog een vijfjaarlijks gemiddelde (in rood) overheen gegooid.

Er manifesteert zich dan tijdens de jaren 30 al een achteruitgang in de relatieve frequenties die zich in de oorlogsjaren versneld voortzet. Karnemelksepap werd beduidend minder genoemd en gegeten. Mogelijk werden de grondstoffen (geweekte en gepelde gort + karnemelk) toen even voor iets anders gebruikt. De bevrijding bracht de glorieuze rentree van de karnemelkse pap, maar men was ook snel weer zat van het zurige goedje, met als gevolg een nieuw dieptepunt in de jaren 50. Rond 1960 was er nog een kleine opleving waaraan onze melkboer met zijn ijzeren hond heeft bijgedragen. Daarna leidt het product in de krantenkolommen en ongetwijfeld ook in de werkelijkheid een kwijnend bestaan.


14 reacties on “De teloorgang van de karnemelksepap”

  1. Zuid-Holland, jaren 60: karnemelkse pap en gortpap. Eerste zonder, tweede met duidelijk aanwezige gort.
    Beiden genuttigd met keukenstroop.
    Tekening maken in pap door stroop traag van eetlepel te laten lopen.

  2. In Zuid-Holland maakt men in jaren 60 onderscheid tussen karnemelkse pap en gortpap.
    De eerste gladder, de tweede met gort erin, vandaar de naam.

    Beiden geserveerd met keukenstroop. De eetlepel wordt gebruikt als gereedschap om met de traag er vanaf druipende stroop een tekening (smiley, die dan nog niet zo heet) in de pap te maken.

  3. Bert Visser schreef:

    Het heette bij ons soepenbrij

  4. Emigrant schreef:

    De gruwel van mijn jeugd. Ik treur niet om de teloorgang.

  5. Harmiena Torenbeek schreef:

    En wat was dat spul met rozijnen er in?

  6. Attie schreef:

    Harmien, bedoel je watergruwel of krentjebrij, hier zaten zowel krenten als rozijnen in.

  7. Raam Open schreef:

    Dat spul met rozijnen was rijstebrij met krenten (Zuid-Holland).
    Mijn vader noemde dat rijstebrij met dooie vliegen.

  8. Margriet schreef:

    Hier geen teloorgang wij eten het iedere dag! En zelfs in de supermarkt is het wel eens op! Het schijnt gezond te zijn. Onze huisarts zei vroeger (net na de oorlog): “de mensen eten zich ziek aan aardappels en gezond aan karnemelkse pap (sûpenbrij).”

  9. Ton Andringa schreef:

    In de tijd dat een regulier gezin de warme maaltijd tussen twaalf en twee nuttigde, schalde op sommige dagen de kreet: Soepenbrijijij door de straat. Mijn moeder snelde dan naar de paard-en-wagen van de melkboer. Die tapte met de duim in de litersmaat warme soepenbrij uit de melkbus in haar aluminium pannetje. De stroopceremonie (hoe hoger de lepel hoe dunner de straal) voltrok zich onveranderd boven de halflauwe pap in de emaille borden. Opwarmen betekende, bij het kwaliteitsniveau van genoemd type pan, dat het risico van aanbranden groot was.Aan het fenomeen soepenbrij blijft voor mij verbonden laffe lauwheid cq. bitterheid van aanbrandkorsten. We hebben het dan over de wijk aan weerszijden Rabenhauptstraat in Stad, na ’45 tot circa 1955. Ging het in andere wijken ook zo?

    • Margriet schreef:

      Ik kom niet uit stad; maar de sûpenbrijkar kwam ook bij ons door de straat in het dorp en idd. kwam het uit een melkbus waar je dan je pan onderhield, aanbranden was gauw gebeurd in die aluminium pannetjes. Er was dan ook een liedje dat ging als volgt. “roer om de brij en ik zat erbij en liet het toch nog verbranden!” En dat noemde mijn vader dan “wat smaakt de brij zangerig” 🙂

  10. Loftrokus Galant schreef:

    Ik heb in mijn jeugd genoeg karnemelkse pap gezien en gegeten ‘to last me for a lifetime’. Waarschijnlijk ben ik een heel klein radertje in de teloorgang van dit nagerecht. En op nummer twee staat watergruwel, waarvan ik jarenlang heb moeten aanhoren: Volgens grootmoeder’s recept! Mijn vader las het altijd hardop voor van het pak. Kennelijk had hij niet veel vertrouwen in ons vermogen om de tekst op het pak te lezen.


Geef een reactie op De Zuivelaar Reactie annuleren

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.