Schoenmakerij was geen vetpot

Volgens een algemeen Nederlands adresboek voor beroepen en bedrijven uit 1918, waren er dat jaar tien schoenmakers actief in Finsterwolde (inclusief de buurtschappen, Ekamp, Ganzedijk, Hongerige Wolf en Finsterwolderhamrik). Mijn overgrootvader Geert Perton had dus nogal wat concurrenten.

In 1914 telde Finsterwolde 2918 inwoners, terwijl het er in 1919 bijna tweehonderd meer waren: 3103. Het inwonertal voor 1918 is dan veilig te schatten op ruim 3000. Tien schoenmakers op die bevolking maakt dat er 1 per 300 inwoners was. Laat het gemiddelde huishouden 4 of 5 personen hebben geteld, dan ‘verzorgde’ de gemiddelde schoenmaker 60 à 75 huishoudens. Dat kan nooit een vetpot geweest zijn. Voordat het algemene stemrecht er was, betaalde mijn overgrootvader ook zo weinig belasting, dat hij niet mocht stemmen.


2 reacties on “Schoenmakerij was geen vetpot”

  1. Harmiena Torenbeek schreef:

    Een aardig plaatje voor mijn verzameling. Al was het alleen maar om te tonen hoe het niet moet. Ik kan me n.l. moeilijk voorstellen dat een vakman schoenmaker/hersteller zo’n slordige, onveilige werkplaats had. Vetpot of geen vetpot.


Geef een reactie op groninganus Reactie annuleren

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.