Een korenmolen op de Matsloot?
Geplaatst op: 16 juli 2020 Hoort bij: Drenthe vrogger 6 reacties
Het huis van Albert Eitens de Weerd/Oosterhof op een schetsje van Theodorus Beckering, ca. 1770. Collectie Groninger Museum. NB, zie windroos: het zuiden boven en het noorden onder.
In 1788 diende Albert Eitens de Weerd uit het kerspel Roderwolde zich aan op de Drentse Landdag. Hij was bakker en vertelde de verzamelde heren en eigenerfden daar, dat het hem veel moeite kostte om aan meel voor zijn brood te komen. De meest nabije korenmolen lag namelijk op anderhalf uur gaans van zijn huis. Als bakker had hij daar “veel nadeel” van en om die reden vroeg hij vergunning voor de bouw van een eigen “koornwindmolen”.
Ridderschap en Eigenerfden maakten, voordat ze een besluit op dit verzoek wilden nemen, dit eerst door “publicatie”, dat wil zeggen zondaagse kerkespraak, bekend in de omliggende kerkdorpen. Alle bezwaarden konden hun belangen inbrengen op de eerstvolgende Landdag.
Albert Eitens de Weerd (1724-1800) was inderdaad bakker, maar ook herbergier, tweepaards boer en koopman (in onder andere jenever en wijn), Een allround ondernemer, zeg maar. Met zijn vrouw en een paar volwassen, ongehuwde zoons en wat knechten woonde hij in het, vanuit Roderwolde gezien, eerste huis aan de Roderwolderdijk. Het hoorde nog net bij het streekje Matsloot in de scalp van Drenthe. Waarschijnlijk omdat hun huis het meest oostelijke van heel het kerspel Roderwolde was, ging Alberts familie zich vanaf medio jaren 1770 Oosterhof(f) noemen. Misschien heette hun huis/herberg ook wel zo. Het is nu de hoeve Eiteweert, waar – en dat is wel een beetje ironisch – tegenwoordig bakmeel wordt verkocht.
Terug naar toen. Destijds, eind achttiende eeuw, had Roderwolde geen korenmolen. Voor hun meel moesten de bewoners hetzij naar Roden, hetzij naar Peize, Voor Albert Eitens de Weerd was de dichtstbijzijnde koren- of roggemolen die van Peize en dààr kwam dan ook het enige bezwaar vandaan, dat een jaar later in de Drentse Landdag werd behandeld.
Dat bezwaar was afkomstig van mevrouw de douairière De Koning van Peize, bewoonster van het adellijk huis, dat aldaar in het dorp stond. Als Albert Eitens de Weerd toestemming kreeg om een korenwindmolen neer te zetten , zo vreesde de adellijke weduwe, dan zou dat een grote concurrent zijn voor de molen van Peize. De Peizer molen behoorde tot de boedel waarvan zij het vruchtgebruik had. Het verlies aan inkomsten zou “ten uitersten hard” voor haar zijn. De Peizer molen had er “ondenkelijke jaaren” gestaan, moest zij het nu werkelijk meemaken dat een andere molen “het grootste gedeelte van ’t gemaal daarvan zoude wegnemen”? Ze verzocht de Landdag om Albert Eitens geen vergunning te geven.
Die vergunning kreeg Albert wel, na enig debat in de Drentse Landdag. Maar kwam zijn molen er ook? Het lijkt erop van niet. Op kaarten uit de periode 1790-1820 valt hij niet te zien. Ook wordt hij niet gevonden in de Database Verdwenen Molens: niet bij Matsloot of Eiteweert en evenmin te Roderwolde zelf.
Terwijl er nog steeds een molen van Peize is – die heeft zelfs het Huis te Peize allang overleefd. Misschien is er nog proces gevoerd, en dat daarom de korenmolen op de Matsloot niet doorging. Maar een begin van dat proces heb ik de eerste tijd na de Landdag niet aangetroffen. De overheid hield het aantal korenmolens liever ook beperkt, in verband met de belasting op het gemaal. Maar misschien koos Albert Eitens de Weerd ook wel zelf eieren voor zijn geld. Vanuit het dorp Roderwolde gingen de mensen waarschijnlijk liever naar de molen in Peize (of Roden), dan om die lange, vaak zompige en dus extra vermoeiende Roderwolderdijk af te moeten gaan. De Matsloot alleen, zo is voorlopig mijn conclusie, was te klein voor een eigen korenmolen.
—
Bronnen:
Drents Archief, Toegang 1 (OSA) inv.nr. 618: resoluties Ridderschap & Eigenerfden van Drenthe 1788-1791, die van 11 maart 1788 en 24 maart 1789. Verder onder andere de heerdstedenregisters van Roderwolde (OSA 868 en 869), de retroacta Burgerlijke Stand en een registratie voor de Burgerwapening uit 1797/1798 (OSA 1383) naast enkele advertenties in de Groninger Courant.
Naschrift 5 augustus:
Kreeg via mail bericht dat de molen van Peize destijds niet in het dorp Peize, maar bij de Molenbrug aan het Peizerdiep stond, aan de overkant van het Tichelwerk in Foxwolde. Dat maakt het des te begrijpelijker dat een molen op de Matsloot onbegonnen werk was.

Als je op je ouwe dag ooit nog herschoold zou moeten worden, zou je een goeie zijn als scenarioschrijver, Harry; de kop is al een cliffhanger, die al nieuwsgierigheid oproept naar was ie er nou of was ie er nou niet? Vervolgens worden we daarover het hele verhaal in spanning gehouden, met de tegenslagen die de man op weg naar zijn doel tegenkomen, vervolgens vreugde omdat hij de vergunning krijgt, om aan het eind te vernemen dat en vermoedelijk waarom hij er kennelijk toch niet is geweest. Hopelijk komt uit de krochten des archiefs ooit nog boven water waarom Albert Eitens kennelijk heeft besloten ondanks zijn aanvankelijke inspanningen hiervoor, later toch maar geen gebruik van het hem verleende recht te maken.
P.S. volgens https://bakboerderij.nl/ vindt op Eiteweert geen productie en verkoop meer plaats en is het epicentrum van die activiteiten nu geheel in Roden.
Er staan nog wel borden bij de weg.
Dan is er kennelijk toch nog een dependance, hoewel dat niet op zijn site staat ( https://bakboerderij.nl/verkooppunten/ ). Misschien geven ze er bewust niet teveel ruchtbaarheid aan, omdat ze niet teveel drukte willen op het erf i.v.m. de coronaperikelen. 😉
Heeft de Eitweert daar altijd gestaan of aan de overkant van de weg toen Roderwolderdijk. Weet ook iemand die meer literatuur heeft over deze boerderij, destijds herberg.
Volgens het oudste schetskaartje van de omgeving, ca 1750-1770 gemaakt door Beckeringh en bij bovendstaand stukje, stond de boerderij die Eiteweert genoemd wordt al op ongeveer dezefde lokatie aan dezelfde kant van de Roderwolderdijk. Er zit ook een vrij oude schouw in. Aan de andere kant van die weg stond destijds op die lokatie geen boerderij. Op de oudste kadasterkaart is de situatie zo gebleven als Beckeringh haar tekende. Pas op de topografische kaart van 1962 (zie Topotijdreis) verschijnt enkele honderden meters verderop naar het zuiden aan de andere oftewel westkant van de Roderwolderdijk een boerderij, die op die kaart De Mosterdpot heet. Deze is met de komst van de waterberging (ca. 2005-2010) gesloopt en er staat nu een bosje met een betonplaat erin die het vroegere erf aangeeft.