Harm Tiesing en de Drentse bijenhouderij

Winterwerk voor een imker, in dit geval pander Huiskes van Havelte (1967): het vlechten van bijenkorven van stro, gebonden met ‘spleuten’, d.w.z. gesplitse braamstengels

Waar Harm Tiesing het in zijn geschriften heeft over de jaarcyclus van de bijenhouderij in Drenthe, kan hij uiteraard niet heen om het gesleep met de nijvere beestjes tussen die provincie en Groningerland. Volgens Tiesing maakte die transhumance (mijn term) de imker tot een Bereisde Roel van het dorp:

Als het weer wat mooi was, werden de korven naar de Groninger kleistreken gebracht, waar toen (ca. 1860-1890, HP) de koolzaadteelt van groot belang was. Daardoor was een bijenhouder anderen altijd veel vooruit. Hij kwam in Groningen en woonde in Drenthe, zoodat hij veel meer van verschillend landbouwbedrijf, van den omgang met menschen in andere streken, van verkeersmiddelen enz. afwist dan andere oude, conservatieve Drenthenaren, die hier geboren werden, leefden en stierven.”

Omdat mijn grootvader, afkomstig uit uit het Groninger Finsterwolde, vanaf 1923 in het Drentse Uffelte en Havelte woonde en zijn bijen jarenlang precies zo naar zijn geboortestreek bracht, is het verleidelijk het citaat op hem van toepassing te verklaren, ware het niet dat ik nauwelijks weet hoe hij met de mensen omging, en hoe ze tegen hem aankeken. Tiesing vervolgt:

Behalve op het koolzaad in Groningen dreef de bijenhouderij nog op de veenboekweitcultuur. Als de zomer te nat en te koud was voor een goed bijengewin en de bijen met een kleinen honigvoorraad van de kleistreken terugkwamen, kon de bloeiende boekweit het nog goedmaken.

Bij mijn weten had mijn grootvader nooit boekweithoning. Volgens Tiesing werden koolzaad en boekweit later door een andere drachtplant vervangen, waarover zo dadelijk  meer. Aardig is dat hij niet alleen de structuur, maar ook de conjunctuur van de Drentse imkerij kort schetst. In de Franse Tijd beleefde die hoogtijdagen en kwamen bepaalde bijkersfamilies financieel “op de kluiten”. Medio negentiende eeuw was de bijenteelt nog steeds van belang in Drenthe, en redde ze zelfs boerenbedrijven tijdens een agrarische crisis. Na 1890 echter, kwam er de klad in. Zowel de grote imkerij als de kleine bijenhouderij ging “sterk achteruit”, bij voortduring ook nog in de eerste decennia van de twintigste eeuw. Volgens Tiesing kwam dat primair door een achteruitgang van zowel de Groninger koolzaadteelt als de Drentse veenboekweittteelt:

Wel brachten de groote bijenhouders in deze eeuw hun korven nog naar Groningen, maar tegen den bloeitijd van de witte klaver.

Mijn grootvader had naast koolzaadhoning inderdaad ook wel klaverhoning, terwijl de desbetreffende drachtplant volgens mij niet of nauwelijks grootschalig in Drenthe geteeld werd.

Over de toekomst van de imkerij in Drenthe was Tiesing uiteindelijk pessimistisch. Bij betere resultaten zou ze als liefhebberij wel weer kunnen opleven. Alleen hadden de boeren het inmiddels veel te druk gekregen voor “een zoo wisselvallig bedrijf”.

Bron: C.H. Edelman (red.), De geschriften van Harm Tiesing over de landbouw en het volksleven van Oostelijk Drenthe (Assen 1943) 224-226.


2 reacties on “Harm Tiesing en de Drentse bijenhouderij”

  1. lottifuehrscheim schreef:

    Toevallig heb ik vanmiddag net een potje koolzaadhoning gekocht op de markt, en toen vroeg ik mij af of al die koolzaadjes door bijen bevrucht moeien zijn. Dat lijkt me nogal een taak voor die bijen, als ik die dichte koolzaadvelden zie. Of doet modern koolzaad het ook zonder actieve bevruchting?


Geef een reactie op lottifuehrscheim Reactie annuleren

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.