Kwestie om de ree- en kerkweg van Ter Heijl

Drents Archief 181-39.2 Uitsnede kaart van Groningen, 1784.

Op 24 juni 1788 stonden de Drentse drost S.P.A. van Heiden en de kerspellieden van Roden tegenover elkaar bij de Etstoel, het hoogste gerecht van Drenthe. Volgens de drost was bij een schouw in oktober 1787 de “rhee- en kerkweg” die in zuidoostelijke richting van Huize ter Heijl, via het Zultherveld en het gehucht de Zulthe naar het kerkdorp Roden liep, “geheel impassabel en onbruikbaar” bevonden. Op een gerechtelijke vraag hadden de Rodenaren niet willen zeggen wie er precies verantwoordelijk waren voor het hoogst noodzakelijke herstel en onderhoud. Daarom eiste de drost deze werkzaamheden van het kerspel Roden, waarbij de Rodenaren onderling maar moesten uitmaken wie het werk zou doen. Ook moesten ze de kosten van het geding betalen, vond hij.

De eerste verdedigingslinie van de Rodenaren kwam erop neer dat de drost zich voor het karretje had laten spannen van de douairière Sloet-Van Dedem, sinds enkele jaren de eigenaresse van Huize ter Heijl. Met deze nieuwkoomster waren de Rodenaren al een tijd in conflict over een nieuwe weg die zij op haar eigen kosten had laten “afbaken” en die in de toekomst, na de oplevering, de rol van ree- en kerkweg zou moeten overnemen. Waarschijnlijk betrof het de huidige Toutenburgsingel, die iets ten noorden van de Zulthe uitkwam op de hoofdweg tussen Roden en Leek en die daarbij een heideveld passeerde, dat nog het collectief eigendom was van de markegenoten van Roden. Deze ”veldgerechtigden” bliefden die particuliere weg echter niet op hun grond en hadden de bouw stil laten leggen. De Rodenaren vonden dat de drost eerst deze kwestie had moeten afhandelen, voordat hij aan de onderhoudszaak van de zuidoostelijke route had mogen beginnen.

Volgens de Rodenaren had de drost de wegschouw op die zuidoostelijke route laten uitvoeren op aanvraag van mevrouw Sloet en op aanwijzing van haar bedienden en meiers. Ze vonden dat de drost ook mevrouw voor de Etstoel had moeten dagen. Bovendien hadden Lieveren en Steenbergen niets te maken met wegonderhoud ten noorden van Roden, dus met het indagen van het algehele kerspel Roden richtte de drost zich aan het verkeerde adres.

De drost daarentegen, vond dat hij destijds wel op het verzoek  van mevrouw Sloet moest ingaan – hij had de schouw volgens de gewone regels laten uitvoeren door de schulte en twee eigenerfden van Peize. De kerspellieden van Roden had hij ook in de gelegenheid gesteld hun belangen in te brengen. Het was absoluut niet zijn bedoeling geweest om ze met de schouw onder druk te zetten zodat ze toestemming zouden geven voor de aanleg van de nieuwe, wat noordelijker gelegen weg. De Rodenaren bleven echter de mening toegedaan dat Van Heiden zijn oren had laten hangen naar mevrouw Sloet. En dat nota bene zonder hen, “oude landzaten”, de mond te gunnen.

Belangrijker dan dit afgeleide gekibbel, was een principiële, inhoudelijke discussie over de aard van de zo slecht onderhouden weg bij de Zulthe. De Rodenaren meenden dat alleen “publiek bekende herenwegen, rhee- en kerkewegen” onderhevig waren aan schouw en daartoe behoorde deze weg in hun ogen beslist niet. Ze kenden geen andere reeweg (voor het vervoer van doden naar het aangewezen kerkhof) vanaf Ter Heijl dan de Heijlsterweg (eerder Helsterweg, nu Vagevuurselaan/Natuurschoonweg) naar de Nietap en voorts vandaar naar Roden, wat natuurlijk een geweldige, Ommelander omweg was, al vertelden ze dat er wijselijk niet bij.

Daarentegen hield de drost vast aan de zuidoostelijke, geheel vervallen route over het Zultherveld en langs een steeg in De Zulthe. Volgens hem was dit de “gewone” en “aloude” route voor het wegbrengen van doden. Hij bracht naar voren dat hierlangs “van tijd tot tijd” (af en toe) overleden pachtboeren van Huize ter Heijl naar hun laatste rustplaats in Roden waren gegaan. Hoe vaak dat gebeurde, vertelde de drost er op zijn beurt niet bij, maar zelfs rond 1800 gebeurde dat hooguit één keer per jaar. De Heijlsterweg naar Nietap was volgens hem alleen maar als dodenweg gebruikt voor begrafenissen te Midwolde of elders in Groningerland. Dat deze noordelijke route geen ree- en kerkweg naar Roden kon zijn, bleek naar zijn mening uit de geschiedenis. De kloosteruithof in Ter Heijl viel vanouds, vanaf de late Midddeleeuwen, onder de parochiekerk te Roden, terwijl Nietap pas veel later (eind zeventiende eeuw) was gesticht. Bovendien stond de slecht onderhouden reeweg over het Zultherveld ende Zulthe volgens hem ook op de landkaarten.

Inderdaad staat die route op één enkele kaart, zij het van Groningerland (zie pijltje op kaartuitsnede boven): het betreft een zijweg vanaf de Scheperij over de heide naar De Zulthe. Destijds nog actuelere kaarten van Drenthe laten dit wormvormig aanhangseltje echter helemaal niet zien; sterker nog, ze tonen vaak niet eens de Heijlsterweg van Ter Heijl naar Nietap. Volkomen begrijpelijk dus, dat de  kerspellieden van Roden dit argument resoluut van de hand wezen. In hun historische visie was er nooit een ree- of kerkweg naar Roden geweest. Op de middeleeuwse uithof van de abdij Aduard in Ter Heijl stond een kapel, waar volgens hen de lokale doden werden begraven. Een ree- en kerkweg naar Roden was dus niet nodig geweest en ook niet in het Zultherveld te vinden. Van een markescheiding was zo’n weg ook niet bekend, en sinds mensenheugenis was er evenmin zo’n weg geschouwd.

Toegegeven, er waren heus wel eens overleden pachters van Ter Heijl door het Zultherveld en de Zulthe naar Roden gebracht, zonder dat dat ooit was belet, maar uit die praktijk volgde nog niet dat men recht op dit gebruik had, laat staan dat die weg als reeweg onderhevig was aan schouw. Nee, de ware reeweg, zo stelden de Rodenaren, liep van het huis Ter Heijl noordwaarts over Nietap,  zoals ook te zien was aan de familie Van Ewsum (die van 1626 tot 1771 Huize Ter Heijl in eigendom had). De Van Ewsums zetten hun doden bij in familiegraven (meervoud) in de kerk van Midwolde, terwijl ook andere doden van Ter Heijl meest via de Heijlsterweg en Nietap naar de provincie Groningen gingen, om daar te worden begraven.

Hoewel de Rodenaren mijns inziens historisch de sterkste argumenten hadden, dolven ze toch het onderspit. Drost van Heiden had het laatste woord, Naar zijn mening volgde uit het niet schouwen van een weg nog niet, dat die weg niet schouwbaar was. Zonder twijfel was de zuidoostelijke route over het Zultherveld en De Zulthe schouwbaar. Hij had er wel zeven getuigen voor dat deze route altijd voor een ree- en kerkweg naar Roden was gehouden en dat ze sinds mensheugenis ook zo was gebruikt.

Aan het eind van zijn pleidooi maakte de drost alle historische argumentatie zelfs overbodig. Als er bij en in De Zulthe nooit zo’n reeweg was geweest, zoals de Rodenaren meenden, dan was hij als drost nog steeds bevoegd om daar omwille van het belang der huidige Ter Heijlsters aan te dringen op de instelling ervan. Zelfs al hadden de Van Ewsums hun doden “willekeurig” in Midwolde begraven, dan nog viel Ter Heijl “onder de klokkenslag van het carspel Roden”. De bewoners van de buurtschap moesten daarom beschikken over een (korte)  ree- en kerkweg naar Roden.

Met dit machtswoord over de politieke wenselijkheid trok de drost aan het langste eind: de Etstoel stelde hem in het gelijk. De kerspellieden van Roden mochten de kosten geding betalen en zullen naderhand ook braaf de reparatie en het toekomstig onderhoud van de weg in kwestie hebben geregeld.

Bron: Drents Archief Assen, Toegang 0085 (archief Etstoel) inv.nr. 14, deel 65, folio 38vso e.v., zitting 24 juni 1788.


5 reacties on “Kwestie om de ree- en kerkweg van Ter Heijl”

  1. Han Borg schreef:

    Ik neem aan dat De Zulthe dezelfde plek is waar Vasalis enige decennia gewoond heeft. Voor het woonhuis De Zulthe (nu een B&B) loopt, min of meer parallel aan de moderne ringweg rond Roden, een op het eerste gezicht oeroud pad. Misschien onderdeel van het wormvormig aanhangsel, zoals jij dat benoemt?


Geef een reactie op Mirjam Aalfs Reactie annuleren

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.