“Waar eens de landman zijn sikkel zal slaan in zwaar beladen granen” – Een uitstapje naar de Dollard (1846)

Kaartje van de Dollard, gemaakt door stadsopzichter Roelofs in 1858, dus nog voordat de nieuwe dijk van de Reiderwolderpolder er lag. In grijsgroen zijn de wat oudere Dollardpolders langs de zuid- en oostrand weergegeven en in blauwgroen de buitendijkse kwelders waarop de voorgenomen polder zou komen. Collectie Groninger Archieven 1536-2238.

Van de Reiderwolderpolder bij de Dollard is bekend, dat die in twee afdelingen werd aangelegd: 1) een particulier gedeelte, zo’n beetje tussen oostkant Woldendorp en de iconische Beersterzijl; en 2) een veel kleiner stadsgedeelte, vanaf die zijl tot de Stadspolder. Het westelijke, particuliere gedeelte werd in 1863 ingedijkt en de oostelijke stadsportie kwam in 1874 gereed. Toch  was er in augustus 1845 al sprake van indijking van de kwelders op dit stuk Dollard, zoals we leren uit een anoniem artikel dat een jaar later in de Provinciale Groninger Courant verscheen en waaruit blijkt dat het hele inpolderingsproces vanwege tegenslag en rechtszaken zo’n dertig jaar heeft geduurd.

Dat artikel in de Provinciale Groninger, naderhand overgenomen door kranten elders, bevat een schilderachtige beschrijving van de Reiderwolderpolder in zijn prilste stadium, augustus 1846. Op dat moment lag er op het dijktracé nog slechts een rijsbedding. Dat lijkt misschien wat weinig, maar de berichtgever in de krant – mogelijk een bestuurder, ambtenaar, landmeter of ingenieur – was opgetogen over de drukte, die hij er in tegenstelling tot een jaar eerder aantrof:

“Wélk een onderscheid tusschen het voorgaand jaar en het tegenwoordige! Dààr heerschte toen eene doodelijke stilte, waar men heden leven en bedrijvigheid ziet; nabij het werk staat voor de heeren ondernemers eene sierlijke woning op den dijk; aan den voet van denzelven twee schoone woningen (alle tot tijdelijk verblijf) voor de heeren aannemers van het werk, en eene rij rieten keeten voor het werkvolk, terwijl er buitendijks ruim een 20tal schepen zijn.”

Omdat er nog slechts rijswerk lag op de plek waar de nieuwe dijk moest komen, gaat het bij de hier besproken dijk om de dijk van de Finsterwolderpolder uit 1819, die ter hoogte van Finsterwolderhamrik met een bijna haakse bocht aantakte op de Egyptische dijk. Afgaande op topografische kaarten begon de bewoning hier bij de oude oude Beerster en Bellingwolderzijlen. Stroomafwaarts van de eerste zou buitengaats eerst een oude afwateringsgeul, de Beerster Moe of Mude, rechtgetrokken en verdiept worden tot de plek in de verte waar later de nieuwe dijk zou kwam te liggen. Langs dit nieuwe kanaal kwam een weg, en langs die weg verrees een lint woningen dat later, waarschijnlijk naar een polderwerkersherberg, De Hongerige Wolf zou gaan heten. Het is niet moeilijk om in de rij rieten keten een voorganger van dit gehucht te zien, al ligt de locatie van die keten nog niet vast.

Om terug te keren tot de waarnemer uit 1846 – hij bekeek al het verrichte werk zowel bij eb als vloed, met grote waardering:

“Ik heb het werk een tijd bij hoog en bij laag water waargenomen en alles in zijn volle bedrijvigheid gezien; het geheel leverde een schoon gezigt! Hier voeren schepen met aarde , ginds met zoden , rijs of steen, elk naar zijne bestemming, kruisende door het zilte nat, waar, na verloop van korte jaren, zoo als te wenschen is, eens de landman zijne sikkel zal slaan in zwaar beladen rijpe granen ; — elders waren mannen bezig met het zoodensteken , anderen met het lossen of het laden der schepen, of nog andere groepen bezig de rijsbedding te leggen.”

Volgens de nogal rooskleurige waarnemer waren de polderwerkers vaardig, welgemoed en “regt in hun element”.  Gemiddeld werkten er die zomer zo’n honderd man. Hij verwonderde zich over het werk dat ze al hadden gedaan…

“…hetwelk dan ook van den ijver, de kunde en bekwaamheid der aannemers getuigt, die met hunne manschappen in eene bijna onafgebroken werkzaamheid zijn (…), niettegenstaande zij door het schoone weder en lage watergetij boven verwachting begunstigd worden. Heil hun allen, die tot zulke nuttige einden hunne, middelen, krachten en vermogen aanwenden!”

De man contrasteerde vervolgens het gewelddadige landjepik door imperialistische grootmachten  als Frankrijk en Engeland met de “edeler zucht tot landveroveren” in Nederland, die slechts kapitalen vereiste en ‘geene tooneelen van moord en bloedplenging”. Naar zijn oordeel zou de nieuwe indijking bij de Dollard “voor de ondernemers goede en voordeelige uitkomsten opleveren”. Hij wenste dat er nog veel meer van de Dollard zou worden ingedijkt, en dat men daartoe alvast voorbereidingen zou treffen door het leggen van rijsbeddingen, die het opslibben van de vette Dollardklei zeer bevorderden. Zo lag er al een rijsdam over een kleine zandplaat bij het Munnikeveen, waardoor het maaiveld er zienderogen was opgehoogd.  Er was in dit eerste stadium zelfs al een naam voor de nieuwe polder:

“Naar eene kaart van het voormalige Reiderland, nu Dollard, heeft er in het thans in te dijken gedeelte een dorp gestaan, dat den naam droeg van Reiderwolde, welke naam den in te dijken polder weder is gegeven, voerende eene bij het werk aanwezige zoogenaamde zoedelkeet bereids dien naam op een uithangbord.”

Mogelijk was die keet, waar de polderwerkers hun eerste levensbehoeften, tabak en drank konden kopen, de rechtstreekse voorganger van de herberg, die wat later De Hongerige Wolf ging heten en die al voor 1877 zijn naam aan het gehucht heeft uitgeleend.

Bron: Provinciale Overijsselsche en Zwolsche courant, 28 augustus 1846., die het weer uit de Provinciale Groninger Courant had.


2 reacties on ““Waar eens de landman zijn sikkel zal slaan in zwaar beladen granen” – Een uitstapje naar de Dollard (1846)”

  1. Jan P. schreef:

    Bij de benaming zoedelkeet dacht ik meteen aan zudeln. Mijn oma had het wel over winkels waar bepaalde waren werden oetzudeld. En dat verkopen van goederen of levensmiddelen past helemaal in het verhaal van de zoedelkeet.

  2. Diana schreef:

    Wat een fascinerende blik op de geschiedenis van de Reiderwolderpolder! De beschrijving van de bedrijvigheid en het rijswerk in 1846 brengt het proces van inpoldering echt tot leven. Ook de contrasten die de waarnemer schetst tussen het Nederlandse “landveroveren” en de imperialistische praktijken van die tijd zijn bijzonder intrigerend. Bedankt voor deze rijke historische context en mooie details zoals de herkomst van de naam “De Hongerige Wolf”!


Geef een reactie op Jan P. Reactie annuleren

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.