Waar Boerakker zijn naam aan dankt

In het rekest is geen sprake van bewoners. Die waren er destijds ook nauwelijks. Op de kaart van Beckering (1781) staat Boerakker nog niet. Op die van Huguenin (ca. 1820) al wel, maar alleen als wegnaam. Zo’n aanduiding is het ook nog op de kaart van Von Reilly (ca. 1790). Langs de daarop als Buir-Acker aangeduide weg liggen wat later twee klusters woningen, gescheiden door een dubbele kniebocht in de weg en een bosperceel. Ten zuiden van de slinger in de weg, dus aan der Nieberter kant, lagen er destijds 7 huizen, ten noorden van het bosperceel 3.

Ten tijde van het eerste kadaster, ca. 1830, blijken de aantallen huizen te zijn gegroeid tot 10 ten zuiden van de kniebocht en 6 ten noorden van het bosperceel. Ook blijkt het zuidelijke kluster woningen dan aan een kluster akkerpercelen te liggen. Ten noorden van de kniebocht en het bosperceel heb je die niet. Ik neem daarom aan dat het zuidelijke streekje het oorspronkelijke Boerakker zal zijn geweest (Boerakker 1 op de kaart). Het kluster voorbij de kniebocht en het bos, Boerakker 2, tegenwoordig het dorp Boerakker, lag onmiddellijk ten noordwesten bij een veencomplex en je zou kunnen aannemen dat het ontstaan ervan te maken had met dit veen, dat werk verschafte. In dat geval zouden de bewoners uit het noordwesten gekomen kunnen zijn, vandaar dat ze zich aan die kant vestigden.

Het rekest uit 1806 is vooral van belang omdat het laat zien dat de grond langs de weg particulier eigendom was. Dat sprak namelijk niet vanzelf. Want oorspronkelijk lag de meenscheer van Niebert in deze omgeving: een groot complex min of meer woeste grond dat gemeenschappelijk bezit was van de boeren van Niebert, die er jongvee, vleesvee, gustvee en paarden lieten weiden.

Verder duidt ook de naam Boerakker op collectief eigendom. Dat een akker door een boer of boeren bewerkt wordt weet zelfs een kind, en daarmee heeft die naam oppervlakkig beschouwd iets dubbelops, iets pleonastisch, iets zelf-evidents. De naam is dan ook alleen begrijpelijk, als je weet dat “de boer” of “de buir” in Nedersaksische streken, met name Drenthe,  staat voor het collectief van boeren/buren uit een bepaalde nederzetting. De Boer-Akker ten noorden van Niebert stond dan ook voor collectief bewerkt akkerland.

Waarmee het meteen interessant wordt wanneer dat bouwland in particuliere percelen gescheiden is. In de achttiende eeuw was dat al het geval, waarschijnlijk moeten we daarvoor nog verder terug.  Misschien nog wel interessanter is, wanneer dat akkerland van de meenscheer werd afgezonderd met houtwallen en/of sloten. (Want het op de meenscheer weidende vee moest natuurlijk wel uit het bouwland worden gehouden.) Maar op die vraag kan waarschijnlijk alleen archeologisch onderzoek antwoord geven.

Bron: RHC Groninger Archieven 726 (rekest)..


3 reacties on “Waar Boerakker zijn naam aan dankt”

  1. Rob Alberts schreef:

    Wat een mooi beschreven en rijke geschiedenis.

    Vriendelijke groet,

  2. Willem schreef:

    De boermarke of boerschap was de ‘onderste’ bestuurslaag in Drenthe in het oude Drentse Landrecht, om na veel stappen hogerop te eindigen bij de Etstoel; het hoogste bestuurs- en rechtscollege van Drenthe. Die vorm van zelfbestuur is pas in de Napoleontische tijd opgegaan in het landsbestuur, want Napoleon had weinig boodschap aan dergelijke ‘boerenrepubliekjes’ Te onoverzichtelijk naar zijn smaak.

  3. Harmiena Torenbeek schreef:

    Fascinerend hoe landmeters zo’n ‘crazy quilt’ van akkers zelfs voorelkaar kregen.
    En hoe de boeren hun diverse akkers konden vinden. Het zou best interessant zijn hoe een ‘drone’ dit preciese gedeelte heden ten dage zou zien.


Geef een reactie op Willem Reactie annuleren

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.