Politiek ongewenst klokgelui op Lagemeeden

Op donderdag 8 maart 1804 werd tot twee maal toe langdurig de klok van Lagemeeden geluid. Tien jaar eerder was dat nog traditie op die datum en zou niemand ervan opgekeken hebben. Het was immers Prinsjesdag, de verjaardag van prins Willem V, de stadhouder. Maar die leefde al tien jaar in ballingschap. Sterker nog: inmiddels had de prins zich door Napoleon laten afkopen met een Duits vorstendommetje en daarmee de Bataafse republiek erkend. Zijn aanhangers had hij bovendien de vrijheid gegeven om binnen het nieuwe staatsbestel samen te werken met het ‘patriotse’ bestuur. Desondanks waren er ook nog altijd vurige oranjeklanten gebleven, die hoopten op een terugkeer van de oude orde. Via dat klokgelui demonstreerden die waar hun sympathie lag. En dat zat de autoriteiten niet lekker, zulke politieke manifestaties waren nog steeds verboden.

De drost van het Westerkwartier besloot de zaak in onderzoek te nemen. Hij stuurde zijn fiscaal (aanklager) naar Lagemeeden voor het inwinnen van informatie. Ook kregen de boer die het dichtst bij de kerk woonde en de schoolmeester van Lage- en Hogemeeden een uitnodiging om in het gerecht een verklaring af te komen leggen.

Die buurman is hier wel eens ter sprake gekomen vanwege een parkeerkwestie. Wat de schoolmeester ermee te maken had, is een raadsel, want die woonde bij de school op Hogemeeden (waarschijnlijk in Den Horn). Maar er waren wel vaker klachten geweest over het “ergerlijk gedrag” van deze Hidde Pieters Feringa, onder andere omdat hij een bevindelijke oefenaar toestond godsdienstige bijeenkomsten in zijn school te houden. Op de orthodox-bevindelijke flank van de hervormde kerk zaten de fanatiekste aanhangers van het Huis Oranje. Zou meester Feringa misschien de hand hebben gehad in het politiek ongewenste klokgelui?

Op 21 maart beoordeelde de drost de verschafte informatie als onvoldoende. De kerkvoogden Enne Everts en Jacob Abels kregen eveneens een uitnodiging om een verklaring voor het gerecht af te komen leggen.

Op de eerste rechtdag na de Paasvakantie – 11 april – meldden die “dat zij geen beheringe of toeverzigt hadden over de klokstoel” die in Lagemeeden aan de westkant van het kerkhof stond. Bij de scheiding van de kerkgoederen tussen de diverse gezindten in 1797 was de kerk van Lagemeeden uiteraard aan de hervormden gebleven, maar de klokkestoel onder een aparte, gezamenlijke beheerscommissie geplaatst, die bestond uit Tijmen Jans van de Lagemeeden en Roelf Sinninge van de Hogemeeden. Ook deze twee kregen nu een oproepje om voor de drost te verschijnen.

De kerkvoogden maakten intussen nog even van de gelegenheid gebruik om te klagen over schoolmeester Feringa. Die zou “dikwijls nalatig” zijn in het afsluiten van de Lagemeedenster kerk na de  godsdienstoefeningen aldaar. Dat het godshuis goed dicht was, achtten de kerkvoogden noodzakelijk, ook vanwege het armblok in de kerk – een soort van houten kluis voor de diaconale collecte-opbrengsten, gezekerd met veel ijzeren beslag. De meester weigerde hun orders te gehoorzamen, zo luidde de klacht van de kerkvoogden.

Op 18 april hoorde de drost Timen Jans en Roelf Sinninge als volmachten van de Legemeedenster klokkestoel over het illegale klokgelui op prinsjesdag.  Ze namen de verantwoordelijkheid op zich, zo verklaarden deze,

om tegen alle gelegenheden, bij welke dat misdrijf wederom zoude kunnen plaatshebben, het kloktouw eraf te nemen

De drost liet aantekening van deze belofte maken in de gerechtsakten. Ook onderhield hij meester Feringa over de klacht van de kerkvoogden, gaf aan de pedagoog zijn “welmening” te kennen en gelastte hem “op het ernstigste” om voortaan de kerk na iedere dienst goed af te sluiten. Waarschijnlijk heeft Feringa daar keurig aan voldaan. We horen immers geen nieuwe klachten.

Bronnen:

  • Groninger Archieven, Toegang 735 (gerechten Westerkwartier) inv.nr. 610: notulen criminele zittingen 1803-1806, die van 14 en 21 maart, en 11 en 18 april 1804.

3 reacties on “Politiek ongewenst klokgelui op Lagemeeden”

  1. Kor Feringa schreef:

    Over mijn naamgenoot valt nog het volgende te zeggen: Hedde Pieters Feringa was schoolmeester te Hooge- en Lagemeeden van 1784 tot 1824. Hij kreeg een aanstelling op 15 oktober 1784, maar werd ontslagen op 18 december 1824 door de Minister van Binnenlandse Zaken, Onderwijs en Waterstaat wegens ongeregeld en zedeloos gedrag. Bij een bezoek van de schoolopziener in 1813 verscheen Feringa dronken in de klas. De onderwijsinspecteur Van Swinderen meldt over hem in 1815: “In geen school in mijn district was het onderwijs slechter dan hier.”

  2. Henry schreef:

    Interestting thoughts


Geef een reactie op groninganus Reactie annuleren

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.